35
Luxemburgers'hadden een hulpteam, klein, maar in orde. De Nederlanders hadden niets. Wat de missie heeft kunnen bereiken — de redding van 600 Nederlanders uit Praag, 25 mensen (waaronder
7 Nederlanders) uit Auschwitz — was door gunst en medewerking van Fransen en Belgen.
In het rapport van de missie-Boon wordt het feit, dat Fransen en Belgen eerder en beter dan de Nederlanders konden werken, verklaard door de grotere vriendschap van de Russen tot de Fransen en Belgen, aangezien deze respectievelijk het Lublin-Gouvernement hadden erkend en communistische leden in hun regering hadden.
De commissie meent echter, gezien het bovenvermelde, dat dit toch moeilijk als de enige verklaring van het tekort schieten van Nederlandse zijde aangenomen kan worden. Ondanks de weerleggingen van de heren Bosch van Rosenthal en de Vos van Steenwijk en ondanks de hoffelijkheid van de heer Gans om dank te betuigen voor een op een bepaald punt aan hem verleende medewerking, is de commissie van oordeel, dat ook in Zwitserland de officiële vertegenwoordigers van de Nederlandse Regering en het Nederlandse Rode Kruis tekort zijn geschoten in hun taak. Zij acht evenwel de Nederlandse Regering te Londen — in casu het Regeringscommissariaat voor de repatriëring — alsmede het Londen-Comité mede verantwoordelijk voor het mislukken van de Zwitserse hulpacties.
Zij sluit zich ten slotte aan bij het oordeel van de heer Visser 't Hooft, dat als bijlage 33 in extenso is opgenomen, en waaraan zij reeds hier het volgende ontleent:
„ . . . . om de hele situatie in Zwitserland goed te verstaan moet „men uitgaan van het feit, dat de officiële personen alhier meenden, „dat practisch alle werkzaamheden op sociaal en Rode Kruis-„gebied door hen georganiseerd moesten worden.” .... ,,Zo is „het te verklaren dat actieve personen, zoals de heer Gans, de „heer Polak Daniëls en zelfs de heer Flugi, die ^eigenlijk geen „vluchteling was, zeer licht in botsing kwamen met het Gezantschap en de officiële vertegenwoordiger van het Rode Kruis. „Ik heb hier tegenover altijd volgehouden, dat volgens goede „democratische principes deze onofficiële initiatieven, wanneer ze „serieus bedoeld en georganiseerd waren, volledige steun moesten „ontvangen. Wij hebben het op dit gebied echter nooit verder „gebracht dan een enigszins onzeker compromis. Naar mijn overtuiging ligt de grondfout hier. Het Gezantschap samen met de „officiële vertegenwoordiging van het Rode Kruis waren niet „werkelijk in staat om alles te doen, wat gedaan moest worden „en toch werd particulier initiatief, zelfs nadat het een zekere „erkenning vanuit Londen gekregen had, dikwijls tegengewerkt” . .
„Men kan niet zeggen, dat het Gezantschap en de officiële vertegenwoordiging van het Rode Kruis niet hard gewerkt hebben, men „moet echter vragen of zij begrepen hebben, dat zij alle prestigeoverwegingen terzijde hadden te schuiven en alle hulp hadden te „aanvaarden, die hun spontaan geboden werd.”