21
hulpverlening, n.1. via Stockholm niet heeft benut, het bereikte resultaat in het algemeen niet onvoldoende genoemd kan worden, gezien het geringe aantal krijgsgevangenen, dat niet in het vaderland is teruggekeerd (zie hoofdstuk i).
Voor het feit, dat aan politieke gevangenen en gedeporteerde Joden practisch niets is verzonden door bemoeienissen van de Nederlandse instanties te Londen, wordt de volgende verklaring gegeven:
De pakketverzorging in ’t algemeen werd door de Londense instanties beschouwd als behorend tot de taak van het Londen-Comité van het N.R.K.
Volgens de rapporten van het Londen-Comité waren aan eventuele pakketzendingen naar het vasteland onoverkomelijke bezwaren verbonden. Deze zouden zijn geweest:
i°. Weigering tot medewerking der Duitsers.
Bijlage ly. 20. Weigering van de geallieerden om voedsel van buiten de blokkade door te laten.
3°. Het ontbreken van credieten in Zwitserland.
Bijlage ig. In het te Londen verschijnende „Vrij Nederland” van 24 Juni 1944 maakt de heer Baron van Harinxma thoe Slooten, destijds voorzitter van het Londen-Comité, zijn standpunt dienaangaande duidelijk met de woorden:
„Het is niet mogelijk langs Rode Kruis weg .....berichten
„of pakketten te zenden aan of inlichtingen te verkrijgen omtrent „personen, die zich bevinden in Theresienstadt of andere kampen „van civiele geinterneerden of gedeporteerde personen, welke niet „vallen onder de Conventie van Genève.”
Hij achtte de organisatie van een speciale pakkettendienst voor civiel-geinterneerden dan ook niet verantwoord.
De commissie wil gaarne aannemen, dat pakketzendingen van buiten de blokkade uiterst moeilijk waren, maar er was nog zoveel te bereiken binnen de blokkade Hiervan zijn de bewijzen geleverd door de praktijk. Het meest typische voorbeeld is wel de voortdurende stroom van pakketten, die de Noorse en Deense gevangenen vanuit Noorwegen, Zweden, Denemarken, Lissabon, Caïro, Genève bereikte en vanzelfsprekend komt dan de vraag naar voren: Waarom heeft men vanuit Londen dit ook niet kunnen bereiken voor de Nederlanders in de concentratiekampen ?
Hoewel de heer van den Tempel, destijds minister van Sociale Zaken in het Londense Kabinet Gerbrandy, verklaart, dat de gevangenen in de concentratiekampen geen ogenblik door hem zijn vergeten en dat het Departement van Sociale Zaken alles in het werk heeft gesteld om iets te kunnen doen, heeft de commissie sterk de indruk, dat de verantwoordelijke instanties in de Nederlandse Regering — voor wat betreft de pakkettenvoorziening der politieke gevangenen — hun taak hebben afgeschoven op andere instanties, zonder er zich voldoende van te overtuigen of die taak naar behoren werd uitgevoerd.
Wanneer in de rapporten nagegaan wordt, wat van Nederlandse zijde feitelijk gedaan is ten opzichte van hulpverlening door voedsel-