OPPERRABBIJN A. SCHUSTER
HET JOODSE RECHT SINDS DE EMANCIPATIE (3 mei 1959)
Het specifieke van het Joodse Recht
Het Joodse recht als onderdeel van het geheel van het Joodse wettencomplex vindt zijn oorsprong in de Schrift en de Traditie, een onderwerp waaromtrent ik reeds gelegenheid had voor de radio te spreken. Terwijl in het gewone rechtsbegrip een onderscheid wordt gemaakt tussen strafrecht en burgerlijk recht en dit laatste weer tussen vermogensrecht en familierecht, kent het Jodendom dit onderscheid pas in tweede instantie. Of juister het familierecht, voorzover het betreft de totstandkoming en ontbinding van huwelijken en wat daarmee samenhangt, is niet een deel van het civiele recht maar vormt een geheel eigen categorie. Wat bepalend is voor het Joodse recht is, dat het Joodse volk dat dit recht hanteerde de kern ervan van heteronome, dus goddelijke oorsprong achtte. Ofschoon het de verhouding tussen de mensen onderling en de mens en de maatschappij regelde en geheel op de menselijke orde was afgestemd, ondervond men dit recht als deel van de openbaringsreligie toch als goddelijk. Een uitvloeisel van deze beschouwingswijze was, dat men zich niet het recht aanmatigde anders dan volgens in de bron zelf
22