evenals vóór de gelijkstelling, iedere werkelijk intieme omgang met Joodse stand- en partijgenoten. Op sociaal terrein bleef aldus een grenslijn gehandhaafd die Joden niet konden overschrijden. Vooral de gegoede Joden hoopten niettemin deze afwijzing op de duur te kunnen overwinnen door een verregaande aanpassing aan het denken en het gedrag van de niet-Joodse omgeving. Maar tegen die even karakterloze als nutteloze assimilatie heeft op het eind van de 19de eeuw het Zionisme zijn stem verheven. Het richtte zich vooral tot de jongeren en voedde die op in de leer, dat zij deel uitmaakten van een volk met een eigen eeuwenoude hoogstaande beschaving. Daaraan diende de Jood zijn zelfrespect te ontlenen en niet aan de waardering van zijn Westerse omgeving.
Proletariaat
Terwijl het Zionisme langzamerhand doordrong tot de Joodse bourgeoisie en gewone burgerij, kreeg het bij het Joodse proletariaat geen voet aan de grond. Welke weerklank zouden zulke abstracte begrippen als nationale verbondenheid en Joodse cultuur kunnen wekken bij een massa van circa 30.000 zielen die nauwelijks het droge brood verdienden? Hun materiële ellende trachtten de Joodse autoriteiten en kapitaalkrachtige particulieren weliswaar te verlichten door een grootscheepse en goedbedoelde weldadigheid, maar dit hulpbetoon
*9