Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



Neem ze mede, zet ze zorgvuldig op de gewone plaats in de kast, en blijf thuis. Misschien hoort ge vanavond wel iets. Vertrouw op God!טוב לחסות בה׳. Doe niets aan wachten en zwijgen. Als mijn denkbeeld op niets uitloopt, zullen we morgen wel iets anders over-leggen ...”

Zie, geachte hoorders, toen Ruben, half wanhopig en toch getroost, mij weder onder zijn arm nam, deelde mijn papieren gemoed even innig in de oogenblikkelijke verlichting als vroeger in de smarten ...

Denzelfden avond, omstreeks zeven ure, zat Jonas Rothenburg over zijne handelsboeken gebogen. Om zijn lippen lag de gewone harde bittere trek. In een donkeren hoek der kamer zat de jeugdige Sara — een beeld van ellende; tranen rolden over het bleeke, fijnbe-sneden gelaat. Aan de tafel zat Ruben met een boek voor zich, maar lezen kon hij niet. Een hoogrood kleurde zijn wangen. Er zou iets gebeuren. God zou redding zenden. Rabbi Oeri had het gezegd. Rabbi Oeri’s woord was heilig... Ik stond rustig in de kast. Een onverklaarbare mengeling van angst en hoop gevoelde ik onder mijn juchtlederen huid, die overigens erg verkleurd was. Het was, als hing mij eene groote beteekenisvolle lotswisseling boven het hoofd.

Daar sloeg de oude hangklok in de gang half acht. Op hetzelfde oogenblik hoorde men den zwaren klopper op de buitendeur vallen. Jonas Rothenburg zag op. Ruben sprong van de stoel. Wie komt zoo laat hen bezoeken? Nog eens viel de klopper. Tweemaal, dat duidde een bezoeker aan, die het recht meende te hebben, zijn ongeduld te doen kennen. Men hoorde de dienstbode de huisdeur openen.

״Sara, ga naar buiten en zie, wie er is.” Een oogenblik later kwam zij weder binnen en deelde verbaasd mede, dat de Heer Aboab da Fonseca de la Penha, Parnassijn der Portugeesch-Israëlietische Ge-meente, haar vader verlangde te spreken en in het voorzaaltje wachtte.

— ״Verzoek hem hier binnen te komen”, zeide Jonas Rothenburg. De Heer da Fonseca de la Penha trad binnen. Flij was een bejaard man, doch nog vlug in zijne bewegingen. Hij was klein en mager van gestalte, van donker uitzicht, deftig van voorkomen. De heer Jonas Rothenburg stond op en ging den bezoeker te gemoet. Zoo-als Rothenburg daar zijn gast ontving, rechtop en waardig in het

77

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.