Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



Den volgenden ochtend, het was 15 Ijar, was hij vreeselijk bleek. Diep en hol stonden zijne oogen. Hij zweeg bij het schrale ontbijt. Zijne kinderen zagen hem aan, hij had steeds zijn smart nog eenigs-zins voor hen verborgen gehouden — zóó hadden zij hem nog nooit gezien.

Toen hij ״gebenscht” had, zeide hij op zachten, doch zieldoor-

snijdenden toon: ״Kinderen, Ruben zeide gisteravond אבל גרול ליהודים ; ik wil u zeggen, dat ook hier in huis droefenis is. Luistert goed naar hetgeen ik u zeggen zal. Ik wil, dat gij beiden mij be-daard zult aanhooren. Ge moogt niet weenen, niet schreeuwen als kleine kinderen, maar zwijgen. God geeft en God neemt, Gods naam zij geloofd.... Kinderen, ik ben arm, doodarm, ik heb geen geld meer, ik ben nog veel geld schuldig.

״Ik zal deze week mijne schuldeischers om eenige maanden, uitstel vragen. De volgende week zullen wij dit huis verlaten, de meubels zullen verkocht worden. We zullen in een kleine woning, in een goedkoope buurt gaan wonen, voortaan leven als arme menschen, als menschen, die geen geld hebben. Ik zeg u nog eens, ge moogt niet weenen, ge moogt er met niemand over spreken. Ge moet zwij-

gen en in Gods wil berusten. Misschien zegent Hij ons weder____

En nu Sara, ruim de tafel af, ik ga uit, over twee uur ben ik weer te huis. En gij, Ruben, ga naar uw leeraar.” En als ware het om eenige verzachting te leggen op de wonde, den armen knaap toege-bracht, werd ik uit de kast genomen en zwijgend aan Ruben toege-reikt....

Jonas Rothenburg ging heen, sprakeloos bleven de kinderen zitten. Het meisje begon zacht te snikken. Ruben zat als wezenloos. Hij kon niet spreken, er steeg hem iets in de keel. ״Ruben, ga naar Rebbe Oeri, het is tijd”, zeide zijne zuster Sara. En Ruben stond op, zeide niets, nam mij onder den arm en ging de deur uit. Als een slaapwandelaar liep hij voort. De onuitsprekelijke bitterheid en smart van zijn beminden vader, diens ontzettende wanhoop, had hem nog meer verpletterd dan de zaak zelf. De slag was voor den jeugdigen knaap te plotseling en te zwaar____

Bij het binnentreden in het huis zijn leeraars! klinkt hem een luid gezang te gemoet. Een tiental knapen zingt Hallel. ״Ruben! er komt

74

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.