Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



Dat gaat gewoonlijk zoo. Maar bovendien mag ik ook niet vergeten, U opmerkzaam te maken, dat in die fraaie uitgaven de stukken, die op den stichter van den Christelijken godsdienst betrekking hebben, niet voorkomen, in ons wèl; omdat wij minder van de censuur hebben geleden dan zij. Maar overigens, ik voor mij had niet te klagen. Door het overlijden van mijn eersten eigenaar was ik overgegaan in het bezit van zijn zoon, Jonas Rothenburg. O, menschen, gij kent wellicht op andere wijze dat zonderling gevoel, dat ons bezielt, bij het veranderen van heer, van meester, van eige-naar... Wat mij betreft, ik was er getroffen door... Doch nog iets aandoenlijkers is in dit jaar van mijn eeuwfeest voorgevallen. De zoon van mijn meester Jonas heette Ruben. En zie, in dit jaar 1744 werd deze !בר מצוד en ik werd door mijn meester ten ge-bruike afgestaan aan den jongen Ruben Rothenburg.

Zie, waarde hoorders, ik zeide straks, dat in mijn leven de zwarte

wolken en bliksemschichten niet ontbraken____ Ja, zwart zag het

uit in het huis mijns meesters Jonas Rothenburg. Welgesteld was hij geweest, een der geachtste notabelen der gemeente, gelukkig ge-huwd, eigenaar van een grooten solieden linnenhandel. Zegen, ge-zondheid, voorspoed hadden in zijn huis gebloeid ... Helaas! tien jaar geleden was zijn goede geliefde gade, eene echt Joodsche vrouw, jong gestorven, hem een meisje van zeven- en een knaap van vier-jarigen leeftijd achterlatend. En het was, als had met haar dood het ongeluk intrede in zijn huis gedaan. Zijn handelszaak leed harde slagen, ging achteruit, al achteruit. Zijn inkomsten reikten niet meer.... Hij hield het geheim, hij werd een ernstige, zwaarmoedige man. Zijn gelaat werd stroef, zijn blik werd donker, de trek om zijn mond werd scherp. Hij werd koud en zwijgend en trotsch. Hij verloor het blijmoedig vertrouwen op God, en zijn wilskracht en

onvermoeide ijver sloeg om in bitterheid____

Zoo ging ik de tweede eeuw mijns levens in____

Het jaar 1745 brak aan. Het was voor mijn meester een onheil-volle vreeselijke winter geweest. Al harder waren zijn zaken achter-uitgegaan, aan alle kanten had hij verloren, al had hij wanhopig ge-streden en geworsteld. Nog hield hij voor anderen het hoofd trotsch omhoog, maar de ondergang naderde. Hij zou zeven- a acht-dui-

71

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.