Maar niemand kan mij dwingen, vriendschappelijk te verkeeren met menschen, wier manieren mij vreemd zijn, ja, geen manieren zijn; wier taal ik niet versta, noch wil verstaan, want het is geen taal; wier armoede hen tot ongelukkige lafaards heeft gemaakt, wier gezonkenheid hen van elk ״]ichoes”, van eiken familieadel heeft be-roofd, die geen wetenschappelijkheid, geen beschaving bezitten..
— ״Houd op, Rabbi Jitschak,” riep Menasse ben Israël, ״bezondig u niet! Het zijn geen lafaards, die, te midden van ellende en smaad, van ontzettende verdrukking en vernedering, Joden, oprechte Joden zijn gebleven, die bij alle verleiding onwrikbaar trouw vasthiel-den aan hun geloof, aan elk voorschrift van Tora en Talmoed. Zij lieten zich dooden, offerden hun leven, hun ייחום , hun geld, maar — bleven eerlijke Jehoedim. Was dat laf? Zeg eens” — en hij zag even om, zachtkens, bijna fluisterend sprekend — ״de onzen, de Sefardim, welzeker, rijk, aanzienlijk, beschaafd, van voorname familie, zoo zijn zij hier gekomen. Zij konden die voorrechten be-houden. Maar voor welken prijs hebben de meesten dat gekocht? Door jarën lang in schijn als katholieken te leven, hun geloof te verloochenen en honderden voorschriften — zeker, het geschiedde uit nooddwang — maar dan toch te overtreden. Het is waar, andere toestanden brengen andere eischen. Maar laat ons niet spreken van laf. Die menschen zijn helden. En geen wetenschap, zegt ge! Zijn ze niet den Talmoed blijven beoefenen bij alle ellende, hebben zij de Joodsche wetenschap niet geëerd ondanks alle moeilijkheid...?”
— ״Talmoedgeleerdheid!”, riep Aboab uit, ״scherpzinnige kunst-stukken maken zij uit de Gemara.”
— ״Bedaar, vriend”, zeide Rabbi Menasse, ״Ik zeg u, dat ik voot hun Talmoedgeleerdheid achting heb.”
— ״En dan,” ging R. Aboab voort, ״wagen zij het niet soms te zeggen, dat van onze Sefardim, de meesten, die Marranen waren, geen oprechte Jehoedim zijn.. ?”
Rabbi Saul Morteira trad nader en legde zijn hand op R. Aboabs arm. ״Mijn waarde vrienden, veroorlooft mij op te merken, dat de dag, waarop de eerste Amsterdamsche Gemara is gedrukt, een feest-dag is. Laat dat onzalige twistpunt rusten. Dat heeft in de laatste jaren helaas reeds zoo dikwijls onaangenaamheden doen ontstaan.
63