Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



zijn, voor zij geheel ontwikkeld waren. Maar wij, boeken, op den dag onzer geboorte treden wij de wereld in, dadelijk in volle le-venssterkte, blakend van welstand, zoo rijp als we maar kunnen worden, zoo ontwikkeld, als onze aanleg het toelaat... Mij staat dan ook de dag mijner geboorte in treffende levendigheid voor oogen. Ik zie nog de drukkerij, een groot, maar laag verrtek. Aan den lang-sten wand staan vijf groote letterkasten op breede onderstellen naast elkander. Ze zien er uit als machtig breede lessenaars. Aan de overzijde twee handpersen met inkttafels er naast. Aan latten langs de zoldering hangen vellen papier te droogen.

Ik hoor nog aan ginds tafeltje een halfluid gesprek in sierlijk Spaansch, gevoerd tusschen twee mannen, die bezig zijn aan het innaaien van boeken. Hun kleeding is kaal, verkleurd, versleten, maar draagt toch nog de sporen van sierlijkheid en fraaiheit van snit. Hun voorkomen verraadt geen rijkdom, maar bewaart toch een deftigheid, die treft.

Ik hoor nog, hoe aan de andere zijde twee der zetters met levendige gebaren in het Joodsch-Duitsch zich onderhouden. Het zijn een paar gebaarde mannen, wier bruin haar met een kapje is gedekt.

Ik zie daar juist tegenover het middenvenster in het volle binnenvallende licht, geleund tegen een der persen, een krachtige figuur staan, donker van hoofdhaar, met breeden ringbaard. Het is de drukker Oeri Phöbus Halevi, thans werkzaam bij den Heer Benve-niste, doch in zijn hart heeft hij het vaste voornemen, binnen kort eene eigen drukkerij op te richten. Op dit oogenblik evenwel vervult iets anders zijn denken. De armen over elkander geslagen, ziet hij met half gesloten oogen naar de eikenhouten deur in zijne nabijheid, waardoorheen hij stemmen hoort. Hij, de kleinzoon van den eersten Rabbijn der Sefardim en toch zelf een Aschkenazi, hij, die de geheele gemeente, die beide gemeenten kent — hij kan zich ongeveer voorstellen, waarover die stemmen achter die eikenhouten deur zoo luide disputeeren...

Die eikenhouten deur, ik zie haar nog met haar houten lofwerk en hare groote koperen kruk.

Vergun, dat ik haar onzichtbaar opene en U even onzichtbaar naar die andere kamer leide.

58

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.