Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



III.

Daar verrijst voor het oog mijner herinnering die machtige stad, die wijdvermaarde gemeente, die roemrijke Kehilla — Amsterdavi.

Als een nevel verdwijnen die twee-honderd-zes-en-veertig jaren, die het uur mijner geboorte scheiden van het heden. Ik zie mij weer terug in die straten en in dat huis, waar ik het eerste daglicht mocht aanschouwen. Ik zie aan mijne zijde zich bewegen die edele gestalten van beroemde mannen ...

Maar laat mij de herinneringen niet over elkander stelpen; laat mij geregeld verhalen...

Het was vier uur in den namiddag. Die Dinsdag, de 21ste Mena-chem-Ab 5404 of 25 Augustus 1644, was een heete zomerdag. Helder scheen de zonne aan den effen blauwen hemel, en warm vielen de stralen neder, ook op dien man, die daar met haastigen tred den hoek van de Oude-schans omsloeg om zich over het houten bruggetje naar de Sint Anthonies Breestraat te begeven. Hij stond een oogenblik stil, lichtte den breeden driekanten hoed even op, en wischte zich met den katoenen doek de zweetdroppelen van het hooggewelfde voorhoofd. Hij scheen van middelbaren leeftijd; reeds ietwat grijzend, toch nog blond waren zijn volle lang afhangende lokken; blond was ook de lange breede baard, die aan het geheele gelaat iets eerwaardigs gaf. De gebogen neus, de krachtige mond, de spitse kin, maar vooral de bruine diepliggende oogen getuigden van verstand en geestkracht. Niet groot was de man, ja zelfs eenigs-zins smal en gebogen van houding. Toch boezende de gestalte eerbied in. In gedachten verzonken ging hij voort, de houten brug op.

„Ein guten Tag, Rebbe” klonk op eens een welluidende basstem hem te gemoet en een krachtige vleezige hand werd hem toegestoken. Hij zag op. „Guten Tag, Reb Anschel” antwoordde hij bedaard, „habt Ihr was Neus? Ihr lacht so?”

„Was Neus”! riep Reb Anschel, een krachtig gezet man, met breed welgedaan gezicht en klein baardje, „was Neu’s? Ihr fragt noch, ob ich was Neu’s hab. Bewadde hab ich was Neu’s, und Ihr gewiss und der Senor Benveniste auch und Kol Jisroel dazu. Was Neu’s! Wie heisst? Maseltof sag ich Euch: Jiské lerow Mitswes, Reb-

50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.