maar dat ontstaan is, dat als afgesloten geesteswerk in de hoofden leefde — een eeuw voordat het in schrift werd neêrgelegd.
Eerst in een later tijdvak, in dat der ״Saboeraïem”, omstreeks het jaar zeshonderd, werd de Talmoed nedergeschreven... Er kwa-men zeven־en־dertig boeken tot stand, waarin het geheele geestes-leven van de opeenvolgende geslachten der overleveraars van de mondelinge traditie is omvat. Al wat die geleerden hadden beslist en verklaard en verhaald, hunne wetten en decisiën, hun gedachten en hun levenswijze, hun scherts en hun ernst; hoe zij dachten over zaken van geneeskunde en natuurbeschouwing, over meetkunde en historie, over het bovennatuurlijke en astronomie; wat zij predikten tot het volk, wat zij leerden aan hun jongeren, hun omgang in hun huis en op de openbare markt des levens — gij vindt het daar; en dat alles gebouwd op, doortrokken van den geest des Joden-doms, naar Israëls schriftelijke leer en mondelinge overlevering.
Welnu, dat groote boek in zeven-en־dertig deelen, waarin de תורה שבעל פה , Israëls mondelinge wet, is nedergelegd, waaraan vier eeuwen lang gearbeid is, waarin staat, wat een geheel volk van geleerden, wat geslachten van leeraren Israëls gedacht en ge-weten hebben, — dat werk, die ״tot geschrift geworden traditie, dat tot boek geworden leerhuis", dat is mijn huis, dat is mijne familie, dat is de גמרא , dat is de Talmoed, dat zijn de zeven-en-dertig broeders, waarvan ik de eer heb vooraan geplaatst te zijn. Ik, oude ברכות־גמרא , ben een exemplaar van het eerste deel des Talmoeds.
Niet waar, gij menschen, gij brengt mij thans toch wel in Uwe gedachte een eerbiedig vriendelijke groete, al ware het alleen uit achting voor mijne hooge en edele afkomst, voor mijn beteekenis en stand, voor den eerbiedwaardigen ouderdom van mijn huis, dat nu veertienhonderd jaren geleden in de wereld optrad.
Maar, o hooggeachte hoorders! hoe eerbiedig zou wel Uwe groete zijn, wanneer Uw blik eens de annalen van mijn huis zou door-loopen. Waarlijk, wilde ik mij nederzetten, om U alles te verhalen, wat mijne familie, de גמרא , op haar veertienhonderd-jarigen le-vensweg tot op dezen dag is overkomeo, — uren aan uren zoudt ge luisteren en eerder zouden Uwe oogen zich sluiten van slaap en
43