Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



ben ik watervlekkig. O, hoe glad was ik, toen het eerste zonlicht mij bescheen! Nu zijn er dikke rimpels aan de hoeken mijner bladen, boven en beneden. Aan mijne twee-en-negentig bladen honderd-vier-en-tachtig van die dubbel omgekrulde rimpelen. ״Ezelsooren” heeten ze in menschentaal...

Wanneer ik het oog laat waren over het kleed, dat mij omhult, dan zou ik tranen willen storten, — als ik ze had. Hoe heerlijk was eenmaal dat kleed te aanschouwen, nu twee-honderd-zes-en-veertig jaar geleden, toen het nieuw was, splinternieuw. Het was een bruin-roode juchtlederen band, zoo glanzend zacht, met dien doordringen-den geur, met dat wondervol aroma, waaruit de frissche jeugd van een juchtleêren band ademt. Op beide zijden was een fraai met krullen geschetste teekening in het leder gedrukt. En op mijn rug — hoe sierlijk afgerond teekenden zich daar de stevige draadbundels af! — op mijn rug, zoo ongeveer op twee derden der hoogte, stond in gulden letteren het woord ברכות . Aan mijne voorzijde zaten twee sloten van zwaargepolijst koper met breede bloembewerkte platen en met een krachtig hengsel....

Doch vergeef mij, waarde hoorders, mijn geest zweefde terug naar de jaren der jeugd. Gij weet het zelf, gij menschen, dat is het zwak van hen, die oud van dagen zijn. Van de tijden van voorheen wil ik straks eerst U verhalen. Nu wilde ik mij aan U voorstellen in den staat, waarin ik mij heden zie. Ach! hoe is mijn uiterlijk vervallen. Van mijn rug is het goud verdwenen en van mijne voorzijde het koper. Het bruinrood mijns mantels is tot vuilzwart verkeerd. Open wonden zijn er zichtbaar in mijn juchtleêren huid, en lapjes mijner omhulling, stijf van ouderdom, staan op het punt om af te vallen. Akelig naakt komt uit de hoeken van mijn band de houten plank te voorschijn, die eens de verborgen innerlijke kracht mijner kleeding vormde, en van de schitterende koperen sloten en hengsels zijn slechts overgebleven — een paar stukjes spijker...

Doch laat mij niet voortgaan in den toon der smarte en bitterheid. Waarlijk, ik heb, ook wat mijn gewaad betreft, er geen reden toe. Integendeel, opgeruimd zij mijn gemoed, tevreden zij mijn ziel. Want voorzeker, oud is mijne kleeding, ja, maar zij sluit nog om mijne leden, passend en warm. En als ik nadenk, dat ik 246 jaren

35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.