schreven bittere satiren tegen het Chassidim-wezen. De Lembergsche kring, waarin Rappoport en Nachman Krochmal schitterden, hield zich met uitnemende literarische onderzoekingen bezig. Maar niets van dat alles vermocht hulp te brengen. Er was noodig een eminent woordvoerder voor de traditioneelen; niet enkel tegenover de reform-mannen, ook tegenover de traditioneelen zelf. Er ontbrak een machtige geest, die aan vriend en vijand de waarheden des Jodendoms eens weder zou komen leeren! ...
Welnu, die man was er, en die man stond op. Het was de achtentwintig-] arige Oldenburgsche landrabbijn, Samson Raphaël Hirsch. Hij had de zes laatste jaren gewerkt, gewerkt met zijn vurige liefde voor zijn Jodendom, met zijn diep en geestvol denken, met zijn rijk Talmoedisch weten, met zijn hoog en sterk ethisch gevoel. Hij had in zijn boek, Choreb genaamd, het gebouw des traditioneelen Jodendoms beschreven, in al zijn deden, in elk der geboden en verboden, maar ook in zijn geheel, als een machtige, goddelijke, wereldhistorische verschijning.... Maar wat gebeurde? De voorzichtige uitgever wilde zulk een werk van zulk een jeugdig man niet aanvaarden. Hij wist niet, zeide hij, of het publiek het gunstig zou willen ontvangen.
„Welnu,” zeide Hirsch „ik zal het hun vragen!”
En hij zette zich neder en schreef. En als een bliksemflits te midden der nevelen verschenen in den herfst van 1836 de DV*|JX , de negentien brieven over het Jodendom, door Ben Uziël, „ais een vooraf gezonden aanvrage” — zooals het in titel en voorwoord luidt —, of het Joodsche publiek wenscht, dat de schrijver zijn werk: Proeven van onderzoek omtrent Israël en zijne plichten openbaar make of niet. De moed en zelfstandigheid, waarmede Ben Uziël — sommige ingewijden wisten, dat het Hirsch was, maar het is veelbeteekenend voor hetgeen ik U omtrent Hirsch’ vorming mededeelde, dat velen Bernays voor den schrijver hielden — de moed en zelfstandigheid, waarmede Hirsch in een tijd, waarin alles naar verlichting en reform schreeuwde, met zijne uitstekende rechtvaardiging van, met zijn vlammend pleidooi voor het oude, echte, onverminkte Jodendom in het strijdperk trad, riep een onbeschrijfelijke opwinding te voorschijn. Het was een overweldigend
25