Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



van Engeland — zijn ambt te Oldenburg nederlegde, om zijn vader R. Marais Adler in het landrabbinaat van Hannover op te volgen — toen werd de drie-en-twintig-jarige Samson Raphaël H i r s c h landrabbijn van Oldenburg. Binnen de grenzen van zijn hoogen werkkring trachtte Kirsch natuurlijk — en hoe jong hij ook was, met bewonderingswaardig gunstigen uitslag — den zinkenden geest des Jodendoms tot hernieuwd leven te wekken. Maar het eerste krachtige teeken van het groote geschiedkundig karakter van het leven van Kirsch had plaats in 1836.

1836! Achttien jaren na de inwijding van den Hamburgschen re-formtempel! Een wervelstorm had er in die achttien jaren binnen het veld des Jodendoms gewoed en woedde er nog. Welzeker, de storm bracht beweging, opwekking, leven, frissche lucht, vaagde eeuwenoud stof weg, rukte ellenhoog onkruid uit. Maar wat baatte het? Diezelfde storm greep met het stof ook de muren, met het onkruid ook de edele stammen aan; zoodat het onheil veel grooter was dan te voren. De reform-geest kroop voort en voort, ondermijnde al meer, al sterker, al brutaler het Jodendom. De Hamburgsche tempelieren vonden navolging in Frankfort, in Leipzig, in Weenen, in Königsberg, en in vele andere groote en kleine gemeenten. Overal wegwerping van den ritueelen codex; godsdienstloosheid, omhangen met holle phrasen. De jonge Joodsche onderwijzers en de akademisch gevormde, zich Rabbijnen noemende, mannen zagen zich zelf, bij al hun kleinheid van ziel en geest, voor hemelbestormende wereld-veroveraars aan. Soms, als zij eens een weinig verstandig nadachten, gevoelden ze zelf, hoe ledig, hoe akelig hol, hoe belachelijk laag hun nieuw, nagemaakt, valsch, zelfgesmeed Jodendom stond naast het oude, echte, eeuwige, geschiedkundige, goddelijke Jodendom der vaderen. Maar er ging een stroom van afval en van spot met de eeuwige oude beginselen over Israël. Daarbij kwam, dat in die dagen, tusschen ’30 en ’40, een nieuwe Jodenhaat zich over Duitschland verspreidde en — zooals gewoonlijk in zoodanige tijden — duizenden naar de doopvont joeg.

De eene helft der zoogenaamde „Verlichten” ging ten slotte, na het verlies van hun zedelijken en godsdienstigen steun, dan ook maar tot het Christendom over. En de andere helft wond zich op

23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.