Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Titel
Uit de geschriften van opperrabbijn Tobias Tal

Jaar
1954

Overig
Redactie: opperrabijn Justus Tal

Pagina's
142



getoond heeft te zijn. En wanneer hij op negentien-jarigen leeftijd zijn meester en zijne vaderstad verlaat, om zijn kundigheden en vorming te voltooien, dan ligt zijn wil, zijn roeping, een uitverkoren kampvechter des traditioneelen Jodendoms te worden, reeds vast en onwrikbaar geworteld in zijn ziel.

In 1827 gaat hij naar Mannheim. Daar woont de „Klausrabbiner” R. Jacob Ettlinger — later in 1836 opperrabbijn van Altona geworden —; toen zelf pas dertig jaren oud, maar bij alle jeugd en bescheidenheid reeds de groote Talmoedist, de geestvolle Midrasj-ken-ner, de edele Rabbijn met zijn zacht en fijn gemoed, met zijn waardeering van wetenschappelijke beschaving. Ongeveer twee jaren bleef Hirsch bij dezen grooten leeraar zich verder bekwamen in Talmoedische en Rabbijnsche wetenschap. Hij ontving met glans van dezen den Morenoe-titel en vertrok naar de Universiteit te Bonn, om akademische vorming te genieten. Dit was in 1829. Hij arbeidde hard. Hij leefde eenvoudig, edel, rein, maar zwelgend in ideëel genot van het hoogere, bij het nederzitten aan de bronne van weten en denken. Met één Joodsch medestudent was hij bevriend, ook een van veelbeteekenenden aanleg, ook een van rijk Talmoedisch weten, ook een van geniaal wetenschappelijken geest, ook een, die zich geroepen gevoelde, eens zijn stem in den strijd te doen hooren. Die vriend was — Abraham Geiger. Geiger verhaalt in zijn dagboek van die dagen, hoe hooge achting en sympathie hij voor Hirsch koestert, voor zijn begaafdheid niet alleen, maar ook voor zijne strenge deugdzaamheid en liefdevol hart. Zij richtten samen eene vereeniging op tot oefening in het houden van redevoeringen. Hirsch hield de eerste rede. Geiger recenseerde ze. „Wij hadden — schrijft Geiger — een langen woordenstrijd, waarbij ik zijne buitengewone welsprekendheid, zijn scherpzinnigheid, gepaard aan snelle en toch heldere opvatting bewonderde”.

Hoe eenvoudig ook en teruggetrokken Hirsch aan de volmaking zijner kundigheden werkte — toch was er van zijne hooge begaafdheid, zijne ongewone talenten, zijn reinen godsdienstzin in wijderen kring reeds een en ander bekend. Toen in 1831 de zetel van het groothertogelijk landrabbinaat van Oldenburg vacant werd, doordien Rabbi Nathan Adler ^"T    — de latere opperrabbijn

22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.