eenzaamheid als het ware tot overpeinzing en beschouwing is voorbeschikt, beluisteren deze aartsvaders in het eigen ik de stem van God, die hen oproept om deze godsidee uit te dragen. Uit te dragen in de wereld, tot zegen van de betrokken mensheid. Het is een opdracht, die de aartsvaders niet alleen voor zichzelf op zich nemen, maar die hun nazaten — en dat zal het Joodse volk worden — zullen overnemen.
Een moeilijke opdracht. Moeilijk omdat het zuivere ééngodendom, dat het Jodendom aanhangt, tegen weerstanden zal botsen, omdat het veel eist. Het eist de aanvaarding van een onzichtbare God, die, zoals gezegd, hemel en aarde schiep, die zich hoog boven alles verheft; het eist een godsbeschouwing, die geen ruimte laat voor een goddelijk wezen van welke aard ook, tussen God en mens; een godsbeschouwing, die dan ook het directe contact tussen God en mens en tussen mens en God toelaat. Moeilijk ook, omdat het Joodse volk zich o.a. daardoor, door deze godsbeschouwing, heeft afgesloten van omringende gedachtenwerelden — en deze afsluiting en afzondering zijn niet altijd welwillend bezien.
In het eerste deel van de bijbel — Tora noemen de Joden het en het woord betekent: lering — volgen wij de geschiedenis van de aartsvaders, waarbij die momenten, waarop God Zich op eigen wijze kenbaar maakt, worden onderstreept. Telkens een hernieuwing van de opdracht, telkens ook een bevestiging van Gods wezen.
De vorming van het Joodse voT.k
Dit alles leidt tot de vorming van het Joodse volk. In twee étappes. De vorming geschiedt in voorlopige vorm door de gezamenlijke uittocht uit Egypte, wanneer, na zware tijden, de slagbomen omhoog gaan. Lotsverbondenheid door de slavernij in Egypte, tezamen gedragen en tezamen doorstaan, én de gezamenlijke afkomst leiden tot solidari-
8