nihilo. Hier wijkt Maimonides volkomen af van Aristoteles, die hij in het algemeen zo gaarne volgt. Aristoteles nl. gaat in zijn leer uit van de eeuwige materie, d.w.z. dat de natuur er altijd was maar steeds van vorm verandert. Er is een eeuwige beweging en niemand kan zeggen wanneer deze beweging een aanvang heeft genomen. Voor de Griekse gedachtenwereld, en in het bijzonder voor Aristoteles, zou het eenvoudig een onding zijn geweest de stelling aan te nemen, dat iets uit het niets zou kunnen ontstaan.
Waarom vond Maimonides het principe van de schepping uit het niets zo uiterst belangrijk? Omdat dit principe inhoudt, dat de natuur zelf niet souverein is en niets anders is dan een uitingsvorm van de goddelijke scheppingsdaad. En nu komen wij tot het belangrijkste element van het Joodse geloof en denken: God.
God is niet met positieve attributen te beschrijven
De middeleeuwse Joodse denkers beweren, dat over God-zelf het menselijke verstand geen definitie noch wezenskenmerken kan aangeven. Wij kunnen alleen weten, dat Hij bestaat. Er zijn van God geen absolute attributen, geen eigenschappen aan te geven, want iedere eigenschap, die men Hem, hoe verheven ook, zou toedichten, zou Gods almacht slechts begrenzen, omdat de essentie Gods voor ons denken ontoegankelijk is en buiten onze begripswereld ligt. Daarom kunnen wij het wezenlijke van God niet nader bepalen en zijn positieve attributen niet in staat om ons het wezen van God nader te brengen.
Maar U zult tegenwerpen, dat wij in de Bijbel toch attributen aantreffen, zoals: God is barmhartig, lankmoedig enz. Deze begrippen worden door Maimonides dan zo verklaard, dat dit handelingsattributen zijn, dat wil zeggen: eigenschappen, die niets bepaalds zeggen over God zelf, maar alleen over Zijn verhouding tot de wereld en de mens. Met bijzondere nadruk op de mens. Zij vormen als het
31