wijze, werd een erenaam en werd allengs indentiek met de wijze zelf. Leren en studeren in de wijzingen Gods was noodzakelijk om de voorgeschreven handeling, de daad, naar behoren te kunnen vervullen en de zin er van te verstaan. Want slechts op deze wijze was men in staat waarlijk Gods wil te volbrengen. Maar de studie was ook doel op zichzelf. Want zo luidt het in Deuteronomium: „En gij zult ze Uw kinderen inprenten en er over spreken, wanneer ge zit in Uw huis of gaat op de weg, wanneer ge U neerlegt en opstaat”.
Begrijpen wij nu wellicht het wonder van het voortbestaan van Israël en zijn godsdienst? Midden in deze duizendjarige periode valt de verwoesting van de tempel en de vernietiging van Israels staatswezen. In het jaar 70 maken de legioenen van Keizer Titus een eind aan de roemrijke tempel van Jeruzalem. Maar tot ieders verbazing betekent dit niet de ondergang van Israël en zijn religie. Wel liet Titus munten slaan, waarop te lezen stond: Judaea capta Judaea devicta (Judea is onderworpen, Judea is verpletterd). Maar hoe kon ook de Romeinse keizer weten, toen hij meende de kleine gunst wel te kunnen verlenen aan Rabbi Jochanan ben Zakkai om de school in Jawne en haar wijzen te sparen, dat hij daarmede het voortbestaan van het Jodendom verzekerde ? Israël werd verstrooid onder de volkeren maar bleef leven door zijn Idee, die het putte uit zijn geschriften, waaronder de Talmoed een uiterst belangrijke plaats innam.
Het is niet eenvoudig de Talmoed te verstaan. Zelfs om haar te lezen is een grote voorbereidende kennis van taal en stof noodzakelijk. Ook met een vertaling komt men er niet. Zij moet geleerd worden uit de mond van de leraar. Het eist vlijtige, onafgebroken studie om af te dalen tot de diepten van de zee en de paarlen daaruit op te duiken. Israels vijanden hebben wel begrepen dat daarin zijn kracht lag, en de geschiedenis der Middeleeuwen vertoont zwarte
24