centra Palestina en Babylonië. Er ontstaat gedurende drie eeuwen daarna een verslag van de besprekingen in de leerscholen, een kort verslag, waarin de gehele rijkdom van Joods denken en doen, van recht en geloof, van wijsbegeerte en ethiek in een gigantisch werk is samengevat. Niet alleen wordt er dan over de menselijke daad gesproken, maar ook over de beschouwingswijze van alle vraagstukken des levens. Deze discussies van de Misjna verkrijging de naam van Gemara, een Aramees woord, dat ook al weer Lering betekent. Samen worden Misjna en Gemara, of volgens anderen alleen de Gemara, Talmoed genoemd, wat tenslotte ook niets anders dan Lering is.
Nadruk op het mondelinge karakter der traditie
De Talmoed kan zonder twijfel als de tweede Joodse Bijbel worden beschouwd. Want ook in tijd sluit zij onmiddellijk aan bij de Bijbel en vormt er de directe voortzetting van. Bijbel en Talmoed vormen samen de autorita-tieve bron van het Jodendom. Het feit van het bestaan van een mondelinge leer op zichzelf al is typisch Joods. Er wordt duidelijk op gezinspeeld in de Schrift; „En nu — zo staat er in Deuteronomium — schrijft op dit lied, leer het de kinderen Israels, leg het in hun mond.” Dit „in de mond leggen” is een Bijbelse uitdrukking voor: uit het hoofd doen kennen. Van de oudste tijden af werd in Israël het grootste gewicht gehecht, niet aan het zien en aan de vorm, maar aan het horen en aan het woord. „Hoor Israël” is een telkens wederkerend adagium in de Tora, culminerend in de geloofsbelijdenis, door iedere Jood minstens twee maal daags uit te spreken, waarmede men ook het leven op aarde beëindigt: „Hoor Israël, de Eeuwige onze God, de Eeuwige is één”. Of een ander voorbeeld: „Gij hebt generlei beeltenis gezien, slechts de stem gehoord”. Dat is kenmerkend voor Israels gedachtenwereld. En als de Romeinse schrijver
22