vere geloof in de reine eenheid Gods is natuurlijk een conditio sine qua non, een premisse, waarvan men als vanzelfsprekend uitgaat, maar in het leven van alledag getoetst was het de reine levenswandel, die van de Joodse mens werd geëist. Wat rein en goed is, is niet een zaak van menselijk inzicht, dat zich immers in de loop der tijd wijzigt; hierin is de Joodse mens onafhankelijk van en ver verheven boven wat de mens in zijn kleinheid denkt, doch gebonden aan wat eenmaal als onveranderlijke maatstaf van Bovenaf is gegeven.
Het Sanhedrin
Over de fundamentele dingen des levens is nooit meningsverschil ontstaan, wel op ondergeschikte punten. Daar stond de traditie soms niet meer vast. Daar waren verschillende meningen over opgekomen, verschillende richtingen en scholen zelfs ontstaan. Er moest dus een instantie zijn, die de autoriteit had bindende beslissingen te nemen om de eenheid van de godsdienst en daardoor de eenheid van het volk te handhaven. Daarvoor was de Hoge Raad aangewezen, een instituut, dat zijn oorsprong terugvoerde op de Raad, die Mozes tot bijstand werd gegeven, waarvan in Numeri Hfdst. 11 sprake is en dat hetzelfde aantal leden, 71, telde. Deze Hoge Raad bestaat thans niet meer en in de laatste tijd is de wederinstelling van deze Raad in verband met de oprichting van de Staat Israël, weer ter discussie gekomen. Maar het laat zich niet aanzien, dat men spoedig hiertoe zal willen overgaan. De practische maar vooral de theoretische bezwaren ertegen zijn dermate groot, dat een nieuw Sanhedrin voor velen voorlopig nog wel een vrome wens zal blijven.
Niet altijd heeft het Sanhedrin zijn functies naar behoren kunnen vervullen. De strijd der partijen binnen het Joodse volk, ik doel hier op de Farizeërs, Saduceërs en Esseërs, de politieke verhoudingen, in het bijzonder de
20