Het kenmerk van de Joodse levensovertuiging
In al deze boeken geeft de auteur een eigen visie; hij twijfelt, hij komt in opstand en dan weer tot erkenning. En dit alles kan, omdat de Joodse godsdienst aan zijn belijders niet dwingend een beschouwing oplegt. Toch beluisteren wij uit deze veelheid één gedachte over het leven, die kenmerkend is voor de Joodse levenshouding en die de Jood in zijn wezen door de tijden heeft meegedragen. Teruggebracht tot eenvoudige vorm vinden wij, dat dit aardse leven ons door God is geschonken en door deze goddelijke afkomst rein en niet belast is door b.v. een erfzonde. Wij weten dat dit leven niet alles kan zijn. De schone voleinding blijft ons verborgen, wij weten hierover niets en kunnen ons daarover geen voorstelling maken. In dit leven hebben wij iets te doen; van dit leven moeten wij iets goeds maken en wij kunnen daarvan iets goeds maken. Wij kunnen het op hoger plan brengen, omdat de mogelijkheden daartoe niet buiten onszelf liggen, maar in onszelf. Dat heeft het Joodse volk steeds geweten, individueel en als collectiviteit. Mede door dit weten heeft de bijbel een waarde verworven, die over de tijden heenreikt.
Daarom eindigt de godsdienstbeschouwing niet waar de bijbel eindigt. Straks trekt het Joodse volk in de ballingschap, zonder tempel, zonder eigen land. Alleen zijn Boek neemt het onderweg mee.
15