de wetten, waaraan de zichtbare wereld is onderworpen, zodat wij deze dienstbaar kunnen maken aan onze wil. Wij leven in een wereld van techniek. Daarmee is de wereld in ons bezit gekomen, of streven wij er naar, haar in ons bezit te krijgen. Maar de wereld en het mensdom hebben opgehouden, ons eerbied en ontzag in te boezemen!
Maar alleen door eerbied en ontzag zien wij in de mens het levende wezen, dat wij niet als object hebben te behandelen; alleen door eerbied en ontzag kunnen wij zijn geestelijke kant zien en onze driften beperken. Alleen als wij eerbied en ontzag koesteren voor de natuur, onthult zij ons haar schoonheid, onthullen de wereld en de mens ons het bestaan van God. Eerbied en ontzag wil zeggen: Het zwijgen opleggen aan begeerte; alleen als de begeerte zwijgt, wordt de onzichtbare wereld voor ons geopend in de stilte van onze ziel.
Onze vaderen kenden die stilte van de ziel. Aandachtig in gebed verzonken, openden zich voor hen de poorten van de hemel en zij huiverden en sidderden voor den Schepper van de wereld, die wetgever en rechter tegelijk is. Zij voelden zichzelf, de volksgemeenschap, de gehele mensheid verplicht, Gods wil uit te voeren, en zij baden met eerbied en vrees om de kracht, deze wil uit te voeren, en om het rijk van God te kunnen brengen op de aarde. In de kracht van het gebed gaan ook wij boven de grenzen van ons eigen ik en van de zichtbare wereld uit en grijpt ons de sfeer van de hogere wereld aan.
Het gebed, waarin wij ons van onze verbondenheid met God bewust worden, vormt een uitdrukking van het directe beleven van God. Het is een schepping van Joodse vroomheid. Het voert ons terug naar die plaatsen, waar God verschenen was aan onze voorouders. Als wij de kracht bezitten, ons in hen te verplaatsen, kan hun emotie tot de onze worden. De Joodse vroomheid, die duizenden jaren oud is, concentreert zich in één denkbeeld: een wereld, die met voortdurend onverminderde spankracht de eis stelt van rechtvaardigheid en liefde. De profeten kenden niet het valse optimisme, om
75