Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

van hun volk en van de wereld te zeggen, dat zij goed en rechtvaardig waren. Neen, in hartstochtelijk verzet tegen onrecht, geweld en trouweloosheid eisten zij van hun volk en van de wereld rechtvaardigheid en liefde. Zij stelden deze eis in naam van den heiligen God, wiens heiligheid geëerd wordt door rechtvaardigheid. En juist omdat het Joodse volk, als geen ander ter wereld, in aanraking kwam met de harde macht van het geweld, begreep het deze eis van zijn profeten en nam het hun erkenning van God in zijn hart op. En zolang rechtvaardigheid en liefde eisen van het zedelijk willen blijven, zullen wij niet ophouden te bidden tot God als beschermer van het recht en zullen wij ook niet ophouden in ons zelf de plicht te beseffen, goed en rechtvaardig te zijn.

Met onze zintuigen en met ons verstand zien wij de zichtbare wereld, met ons zedelijk willen zien wij rechtvaardigheid en liefde als de taak, die ons als mannen in deze wereld is opgelegd. In eerbied en ontzag voor de vroomheid weten wij, dat God van ons eist, ons leven te heiligen door liefde en rechtvaardigheid. De onzichtbare wereld bevindt zich niet aan gene zijde van de zichtbare wereld, maar in ons hart, in ons geweten, in onze liefde voor het goede, in onze liefde voor God. Deze onzichtbare wereld nu laten ons de Jamiem Noraiem in haar ganse verhevenheid zien en voelen en zo brengen zij ons tot de zin van ons leven, tot menselijk leven.

A. L.

76