Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Titel
Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Jaar
1940

Overig
Auteurs: Sieg Gitter en Leah Gitter-Neubauer

Pagina's
84



De Helden

Een geschiedenis wil ik U vertellen: van drie mensen, die op Grote Verzoendag een maaltijd gehouden hebben. Niet maar verborgen in een geheim hoekje, neen, in ’t openbaar in de grote Synagoge, voor de ogen van de hele gemeente. Het waren geen eenvoudige mensen, die niemand kent, eerder de voornaamste, vroomste mannen der stad, de rabbijn en zijn beide helpers en ook na deze daad bleven ze wat ze geweest waren, en de hele gemeente zag tot ze op, als tot heiligen...

Ik was toen een klein kind, en begreep het voorval niet goed. Maar ik voelde, dat iets groots gebeurd was.

Het waren in dien tijd huiveringwekkende, donkere dagen. Een ongeluk daalde van de hemel. Voor de eerste maal: Men noemde het cholera.

Uit verre landen, uit Azië kwam het spook tot ons en sloop in ons kleine stadje. Het woedde zonder erbarmen in de straten en het verdierf in de huizen — onweerstaanbaar. Het raasde wild door de nachten en onzichtbaar op helder-lichte dagen. Wie kan de doden tellen, die als offer vielen, wie de namen noemen? Wie kent het getal der verse graven?

Het schrikkelijkst woedde de pest in de Joodse wijk. Jong en oud, klein en groot werden weggemaaid. Geen huis, waarin niet enige doden waren. Boven in het dakkamertje, boven de woning van mijn ouders, vielen op één dag negen zoons, beneden ons, in de kelderwoning, stierf een moeder met vier kinderen. In het huis tegenover ons hoorden we de hele nacht zwaar steunen en ’s morgens wisten we, dat geen mens in leven gebleven was.

De lijkbezorgers en doodgravers schortten hun werk op, zij konden de lijken niet meer begraven. De doden lagen op de grond, het ene lijk dicht naast het andere en niemand bekommerde zich er om.

Zo liep de zomer ten einde: de heilige dagen kwamen en dan de heiligste van alle dagen, de Grote Verzoendag.

Het Kol-Nidrej-gebed: Voor de gebedslezenaar bij de heilige ark staat ditmaal niet de voorbidder met twee aanzienlijke burgers, zoals van ouds het gebruik is, maar de rabbi met zijn beide helpers. Rondom branden de kaarsen en haar vlammen knetteren zacht en onbehagelijk. De biddenden dringen zich tegen de wanden aan, in hun gebedsmantel gehuld, met hun witte gewaden en mutsen. Aan de wanden glijden schaduwen heen en weer en bewegen zich zonder ophouden. Zijn het de schaduwen der doden, die heden, gisteren,

67

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.