In de legende zien wij dus twee elementen. Ten eerste de rudimenten van oude, vervlogen wensen en gedachten, die zichzelf al hebben overleefd en toch nog steeds voortwoekeren. Ten opzichte van deze elementen betekent de wording van de legende een bevrijding van bedrukkende, dode spoken, een verlossende, bevrijdende, dus negatieve werking.
Ten tweede een scheppingsdrang en een bevroeden van de toekomstwensen; dit is de positieve daad van de legende. Het eerste element geeft ruimte aan het tweede. Beide elementen zijn echter nergens zuiver gescheiden te vinden, maar in één legende vloeien zij door elkaar heen.
Er bestaat dan ook geen legende, die alleen maar een zuivere weergave is van een ideaal, zonder dat oude of nieuwe wensen eraan toegevoegd zijn. Het ware eenvoudig en leerzaam, legenden te ontleden, om de creatieve kern te ontdoen van zijn overleefde schil. Odysseus, de lijdzame, is tegelijkertijd een voorbeeld van een sluwe leider; Jakob, die van de ladder naar de hemel droomt, die met God strijdt en overwint, vertoont tevens nog trekken van sluwheid en list; aan David, de held, de vrome onderworpene en de dichter, worden zowel „galante” als ook ruwe, zelfs wrede soldateneigenschappen toegekend.
HL
Zo verdicht zich het onbepaalde willen van de volksziel in de legende geleidelijk tot religie, waarvan Tolstoj zo treffend zegt: „Het wezen van de religie ligt in de eigenaardigheid van de mensen, om op prophetische wijze de levensweg, die de mensheid moet gaan, vooruit te zien en aan te geven. Zij bepaalt opnieuw de zin van het leven en daarmee alle handelingen van het mensdom. De gave, om de weg, die de mensheid moet gaan, vooruit te zien, is in meerdere of mindere mate allen mensen gemeen...” De legende is dus niet alleen de belangrijkste vorm, waarin de volksziel zich uitdrukt, maar ook de plaats, waar het onbepaalde denken en willen van het volk tot religie samenvloeit. Daar smelt de gave van alle mensen „om de weg vooruit te zien” ineen, om die enkeling te doen geboren worden, waarin deze gave met buitengewone kracht naar voren komt, om al datgene helder en duidelijk te verkondigen, „wat diep in zich alle mensen voelen” (Tolstoj).
Waar is de Heilige Ark (waarmee het Joodse volk zijn cosmologische, nationale en messiaanse verwachting had verbonden) ? Het volk wilde niet geloven, dat deze vernietigd zou zijn bij de verwoesting van de tempel en vertelde in de legende: Jeremias heeft de Heilige Ark in een spelonk op de
52