Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Titel
Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Jaar
1940

Overig
Auteurs: Sieg Gitter en Leah Gitter-Neubauer

Pagina's
84



„Ach wat, wet!” windt Berl zich op. „Gewoonte breekt wetten. Ik heb ’t gebruik niet ingevoerd, het is uit oeroude tijden!”

„En als de Schepper der wereld, de grote en trotse Heer dan niet wil”, zo vervolgt hij, „dat ik, Berl de kleermaker, de armste knecht van alle knechten die Hem dienen, mij een rest toeëigen, laat Hij me dan werk bezorgen, laat Hij me dan, als iedere andere Heer, loon betalen! Maar Hij duldt het ene niet en geeft me het andere niet. En nou wil ik Hem, den Schepper van de wereld, niet langer dienen. Ik heb die gelofte af gelegd! ’t Is uit!”

Door de gemeente vaart een siddering. Handen worden dreigend geheven. Men wil zich op den kleermaker werpen. Maar Rabbi Levi Jitschak gebiedt stilte. Het wordt weer rustig en de Rabbi vraagt vriendelijk: „En wat gebeurde er verder, Berl?”

„Niets! Ik kom thuis en ga eten, zonder eerst m’n handen te wassen. Mijn vrouw heeft er wat op aan te merken, ik sla haar in haar gezicht. Ik ga naar bed en zeg geen nacht-laienen. Mijn lippen willen vanzelf het „Sch’ma Jisraeel” uitspreken, maar ik bijt er met mijn tanden op. En ’s morgens geen Berachah, geen handen wassen, geen ochtendgebed: Laat Hij me te eten geven! Mijn vrouw rent het huis uit, naar haar vader toe, den pachter. Zo blijf ik zonder vrouw! Dat is me eigenlijk nog wel zo lief. Ik ben tenslotte Berl de kleermaker en zij is maar een zwakke Joodse vrouw, — laat zij er maar niets mee te doen hebben. En ik ga ermee door: Op Soekkoth geen Soekkah, geen Loelaw. Op feestdagen zeg ik geen Berachah over de wijn en op Simchas-Tojre-dag, toen de Thorah ons gegeven is, trek ik, net als Mordechai na Hamans moordplannen, een zak aan ten teken van rouw! Als de tijd voor ’t Nieuwjaarsfeest komt, wanneer men iedere ochtend naar Sjoel gaat om Seliechoth te zeggen, dan word ik al een beetje benauwd: De Sjammes klopt iedere nacht aan ’t raam om me te wekken, en m’n hart klopt ook. Ik word er gewoon hééngetrokken... Maar ik ben toch Berl de kleermaker en houd m’n woord! Ik trek de dekens over m’n hoofd en geef niet toe. Dan komt Rosj Hasjanah — ik verroer geen vin. — En als ’t uur komt, waarop er Sjofar wordt geblazen, stop ik was in m’n oren... M’n hart wil uit mijn lijf springen, Rabbi! Ik heb een afschuw van mijzelf, ik ben ongewassen en draag smerige werkkleren. Een kleine spiegel hangt in mijn kamertje, ik keer hem om tegen de muur, ik wil me niet zien! En wanneer ik hoor, dat de ge-

48

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.