Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Titel
Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Jaar
1940

Overig
Auteurs: Sieg Gitter en Leah Gitter-Neubauer

Pagina's
84



„Ja... daarvoor ben ik Berl de kleermaker! Ik ga naar de keuken en vraag om een brood!”

„Christenbroed, Berele!”

„Ik moest het niet hebben om te eten, Rabbi! Ze geven mij een groot brood. Ik ga ermee naar de kamer, waar ik heb genaaid, snijd het brood open, maak de helften hol, rol het deeg, dat ik eruit genomen heb, zó lang in mijn handen, tot het naar zweet gaat ruiken, en gooi het de hond voor, die in de kamer ligt. Honden houden van mensenzweet. De drie vellen verberg ik in het brood en ik ga. Bij de poort word ik aangehouden: „Wat draag je daar onder je arm, Jood?” Ik houd het brood op en ze laten me gaan. Even verder begin ik al te rennen. Ik neem de grote weg niet, maar kies een kortere landweg. Ik dans bijna van vreugde: Nu zal ik met Soekkoth een eigen Lulaw hebben en een eigen Ethrog. Niet iets, dat ik van de gemeente heb geleend... Wat een mooie vossevellen!...

Daar trilt de grond onder me... Ik weet al wat dat is: een ruiter jaagt me achterna! Mijn bloed verstijft. Ze hebben zeker de vellen nageteld... Ontkomen kan ik niet: het is immers een ruiter en nog wel op één van de paarden van den slotheer. Ik gooi dadelijk het brood in de stoppels en onthoud de plaats, maak voor alle zekerheid maar een herkenningsteken. En dan hoor ik, hoe ik geroepen word: „Berl, Berl!” — Ik herken de stem: het is werkelijk de rijknecht van het landgoed.

Al mijn leden trillen, Rabbi! Mijn hart zinkt in m’n schoenen... maar ik keer me om en ga den ruiter tegemoet.

Nu blijkt het, dat al dat schrikken voor niets was: ik had vergeten een lus aan de bontjas te naaien. Daarom hadden ze mij den ruiter nagestuurd. Die zet mij achter op het paard en daar rijden we al terug.

Ik dank God voor de redding, naai de lus aan en ga.

Maar als ik op de bewuste plaats kom, is het brood weg! De velden zijn al lang kaal gemaaid, geen levende ziel komt daar langs, en geen vogel ter wereld heeft de kracht, zo’n last weg te slepen. Het is dus duidelijk, wie dat gedaan heeft...”

„Wie?” vraagt Rabbi Levi Jitschak.

„Hij!” antwoordt Berl de kleermaker en wijst met zijn vinger naar boven. „De Schepper der wereld! Zijn werk is ’t! En ik weet, Rabbi, waarom Hij dat gedaan heeft: Hij, de grote Heer, wil niet dulden, dat ik, Berl de kleermaker, mij naar kleermakerszede een rest toeëigen...”

„Dat klopt immers ook”, zegt Rabbi Levi Jitschak zachtmoedig: „Volgens de wet...”

47

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.