Hier is het geen bruiloftsgewaad, maar werkelijk sterfge-waad. En zoals de mens eens, als men hem er mee zal omhullen, alleen staat, zo staat hij ook ir> het gebed van deze dag. Evenals God dan alleen naar zijn eigen daden zal vragen en niet naar die van de anderen uit zijn omgeving en naar de invloed, die zij op zijn daden hebben gehad, om hem dan alléén te richten, zo staat hij nu geheel alleen, een dode midden in het leven, één van de verzamelde menigte, waarvan ieder zich reeds aan de overzijde van het graf heeft geplaatst, voor de ogen van den Rechter.
Feestdagen thuis bij onsJom Kippoer in die tijd, mijn God, wat een gebeurtenis!
In Sjoel bij Kol-Nidrej leek het, alsof zich een mensenmenigte, gegrepen door een grote schrik, voorbereidde, om in de ware wereld haar intrede te doen. Zij hadden allen het witte Sargenes aan met zilver-goud geborduurde gordels en de keppeltjes waren eveneens bewerkt met goud en zilver. Het keppeltje en de gordel van grootvader waren vele tientallen roebels waard en er waren nog mooiere. Zelfs de armen hadden witte keppeltjes, geborduurd met kleurige zijde.
En al die lampen, die in de luchters brandden en de kaarsen, die op de tafels stonden in dozen met zand! Iedere Jood wil, dat een kaars voor zijn ouders vanaf Kol-Nidrej tot na Neïlah brandt. Dat grote licht op de gouden, zilveren en zijden keppeltjes, sargenes en Talethoth, — er lag een heilige glans over alle gezichten. Niemand had iets stoffelijks, alledaags, aards in de zin.
De gemeente weent en smeekt God, dat Hij alle zonden vergeve, dat Hij een goed jaar moge schenken, een gezond jaar en ieder zegt aan den Schepper der wereld wat hem op het hart ligt.
Het luide wenen en klagen van de vrouwen gaat over naar de mannen-sjoel, het breekt hun het hart en ook zij huilen, evenals de vrouwen. Nu tegenwoordig de hele Jom-Kippoer verzwakt is en de vrees haar macht over ons verloren heeft, kan men zich moeilijk de vroegere Kol-Nidrej-nachten in sjoel voorstellen. De muren weenden, de stenen in de straten snikten en de vissen in het water sidderden.
41