Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

begint te koken, gooien ze hem erin. Maar de Chazzan zet plotseling zijn duimen aan zijn hals en begint de Kaddisch uit de Neïlah te zingen...

Hij zingt en zijn stem klinkt steeds machtiger en zoeter en aangrijpender dan ooit... En in de ketels, waaruit net nog een huilen en jammeren klonk, wordt het opeens stil. Dan vallen stemmen in het gebed, verzengde hoofden duwen de deksels van de ketels en verkorste lippen zingen mee...

De duivels, die bij de ketels staan, zingen niet mee; zij zijn als verlamd van schrik. Zij staan, de een met een vracht brandhout om het vuur aan te wakkeren, de ander met een pook, de derde met een ijzeren vork in zijn hand — met opengesperde muilen, hangende tongen, ronde ogen en vertrokken gezichten en verroeren geen lid; anderen zijn van schrik omgevallen...

Terwijl de Chazzan voortgaat met de Neïlah, gaat langzamerhand het vuur uit onder de ketels, en één voor één komen de doden eruit.

Hij zingt, en de hele gemeente bidt hartstochtelijk mee, en terwijl zij bidden, helen hun brandwonden en een nieuwe huid vormt zich, verbrande ledematen groeien weer aan en alle lichamen zijn als gelouterd...

En als de Chazzan aan de plaats van „Gezegend zijt Gij, Heer, die de doden doet herleven” komt, — dan worden ook werkelijk alle doden levend, nemen hun vroegere gestalte weer aan en roepen als uit één mond „Amen”.

En bij „Zijn grote naam zij geprezen in alle eeuwigheid” schalt het zo luid, dat alle hemelen zich openen en het boete-gebed der zondaren naar de zevende hemel omhoogstijgt, tot aan de troon van God’s Majesteit.

En het is net een uur van genade en alle zondaren, die geen zondaren meer zijn, krijgen opeens vleugels en vliegen omhoog en vinden de poorten van het Paradijs wijd open.

Slechts de van schrik verstarde duivels zijn in de hel achtergebleven èn de Chazzan zelf. Zoals tijdens zijn leven, had hij door zijn stem alle harten ontroerd en tot boetedoening gedreven, maar zélf had hij nooit behoorlijk boete gedaan. Daarvoor was hij dan ook een zelfmoordenaar!!

In de loop der tijden is de hel weer bevolkt... Ik heb zelfs horen zeggen, dat ze tot uitbreiding van het complex zijn overgegaan...

J. L. Perez.

(Vertaald door M. Auerbach).

34