Mocht het toch Uw wil zijn, o God, dat ik niet meer zondige. —
En de zonden, die ik reeds beging voor U, wis die uit in Uw grote barmhartigheid.
In Oewechejn thejn pachdecha wordt de Messiaanse verlossing gezien als de bezegeling van Gods heerschappij over de gehele aarde. In een verheven gebed bezingt de dichter de Goddelijke heerschappij van het recht, waarvan Tsion het aardse symbool is.
Oewechejn thejn pachdechaZo verbreid dan
Uw ontzag over al Uw werken,
en Uw schrik over al wat Gij geschapen hebt;
dat al wat Gij gevormd hebt, U vreze
en alle schepselen zich voor U nederbuigen;
dat zij allen samengevoegd worden tot één bond
om Uw wil te volbrengen met volle overgave.
Want wij weten, o God, dat aan U de heerschappij is,
In Uw hand de macht, in Uw rechterhand de zege en dat Uw wezen vrees verwekt bij al wat Gij Zo verleen dan geschapen hebt.
Eer aan Uw volk, roem aan hen, die U vrezen, hoop aan hen, die U zoeken,
en moed tot spreken aan hen, die op U vertrouwen; vreugde aan Uw land, jubel aan Uw stad, machtsherstel van Davids huis en heldere glans aan de lamp van de masjieach. (Spoedig, in onze dagen)
Dan
zullen de vromen het zien en zich verheugen, de rechtschapenen zullen juichen, de Godvrezenden vol vreugde jubelen.
En het onrecht zal verdwijnen en al het kwaad zal als rook vervliegen, want Gij zult de heerschappij van het geweld op de £)an aarde verdelgen.
zult Gij alleen regeren over al Uw werken, op de Berg Tsion, Uw heerlijk verblijf, en in Jeruzalem, Uw heilige stad, gelijk geschreven staat:
God regeert eeuwig; Uw God, Tsion, door alle tijden heen Halleloejah!
27