Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Titel
Rosj Hasjanah en Jom Kippoer

Jaar
1940

Overig
Auteurs: Sieg Gitter en Leah Gitter-Neubauer

Pagina's
84



sloeg zijn ogen op en zag de berg Moria in de verte. Hij liet zijn knechten achter en besteeg alleen met Izaak de berg. En Abraham sprak tot zichzelf; „Ik wil Izaak toch niet verhelen, waar deze gang hem naar toe voert”. Hij bleef stilstaan, legde zijn hand zegenend op Izaak’s hoofd en Izaak boog zich, om die zegen in ontvangst te nemen. Abraham’s gezicht sprak van niets dan van vaderlijkheid, zijn blik was teer, zijn woorden waren vermanend. Maar Izaak kon hem niet begrijpen, zijn ziel kon zich niet verheffen; hij omvatte Abraham’s knieën en viel voor hem neer. Hij bad voor zijn jong leven, voor zijn schone hoop, hij herinnerde aan de vreugde in Abrahams huis, aan de kommer en eenzaamheid. Toen deed Abraham den jongen opstaan en nam hem bij de hand; zijn woorden waren vol troost en vermaning. Maar Izaak kon het niet begrijpen. Hij besteeg de berg Moria, maar Izaak begreep hem niet. Toen wendde hij zich een ogenblik van hem af en toen Izaak weer het gezicht van zijn vader aanschouwde, was dit helemaal veranderd: zijn blik was wild, zijn gestalte angstwekkend. Hij greep Izaak bij zijn borst, wierp hem tegen de grond en sprak: „Domme jongen, denk je, dat ik je vader ben? Ik ben een afgodsdienaar. Geloof je, dat dat Gods bevel is? Neen, het is mijn pleizier”. Toen begon Izaak te beven en hij riep in zijn angst: „God in de hemel, erbarm U over mij, God van Abraham, erbarm U over mij, ik heb geen vader op aarde, wees Gij mijn Vader!” Maar Abraham sprak zachtjes bij zichzelf: „Heer in de hemel, ik dank U; het is toch beter dat hij gelooft, dat ik een onmens ben, dan dat hij het geloof aan U zou verliezen”.

II

Het was een vroege morgen, Abraham stond tijdig op en omhelsde Sara, de bruid van zijn oude dag, en Sara kuste Izaak, die de schande van haar had weggenomen, haar trots, haar hoop in alle geslachten. Zij reden zwijgend langs de weg; Abraham sloeg zijn ogen tot aan de vierde dag neer, toen sloeg hij ze weer op en zag heel in de verte de berg Moria. Daarop sloeg hij zijn ogen weer neer. Hij schikte zwijgend het hout recht en bond Izaak vast. Zwijgend ook haalde hij zijn mes te voorschijn. Toen zag hij een ram, hetwelk God had uitverkoren. Hij offerde dien en trok weer naar huis... Vanaf die dag werd Abraham oud; hij kon niet vergeten, dat God dit van hem had geëist. Izaak gedijde evenals vroeger; maar Abrahams oog was donker geworden; hij zag de vreugde niet meer.

23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.