Zo laten wij nu verkondigen de overweldigende heiligheid
van deze dag,
want hij wekt eerbied en ontzag; dan openbaart zich Uw koningschap, dan staat daar Uw troon, gegrondvest op liefde en gij zet U daarop in waarheid rechtsprekend.
Waarlijk, Gij zijt rechter en aanklager, deskundige en getuige; Gij schrijft en verzegelt, Gij telt en houdt boek.
Gij herinnert U al het vergetene en opent het boek der
herinneringen.
Vanzelf wordt iedere handeling leesbaar, en ieders handtekening staat erin.
Dan wordt op de grote Sjofar geblazen
een ijle stilte wordt hoorbaar
en engelen snellen toe,
een angstige huivering grijpt hen aan,
terwijl zij roepen; ,,Zie, de dag des oordeels!
Waarop Hij de zonden zal gedenken van de hemelse scharen”,
Want ook zij gaan voor U niet vrij uit voor het gerecht.
En ook alle bewoners der aarde trekken langs U als
een kudde.
Zoals een herder zijn kudde aandachtig overziet,
zijn vee onder zijn herderstaf monstert,
zo monstert Gij en neemt op en telt en onderzoekt elke
levende ziel
en bepaalt de levensduur voor ieder schepsel en betekent hun vonnis.
Op Rosj Hasjanah wordt ingeschreven en op Jom Kippoer wordt verzegeld.
Hoevelen de wereld zullen verlaten en hoevelen haar
zullen betreden;
wie leven zal en wie sterven;
wie een natuurlijke dood zal sterven en wie niet;
wie door vuur en wie door water zal omkomen;
wie door het zwaard en wie door hongersnood;
wie door onweer en wie door pest;
wie rust zal hebben en wie zal zwerven;
wie een kalm en wie een opgejaagd leven zal leiden;
wie vernederd en wie verheven, wie arm en wie rijk zal
worden.
Maar inkeer, gebed en barmhartigheid wenden het noodlot af.
19