De verdwijning van Anneke Beekman en Rebecca Meljado, Witboek

toegepasle voorlopige hechtenis heeft geduurd tot 30 Maart 1949.

4.    Genoemde dame heeft in 1952 ruim 6 maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht.

5.    De verdachten hebben geen mededelingen omtrent de verbiijiplaas van beide kinderen gedaan.

6.    Tegen de in deze vraag eerstgenoemde dames is wei een strafvervolging ingesteld, welke evenwel wegens gebrek aan bewijs niet verder is voortgezet, doch waarvan nog steeds niet definitief is afgezien. Tegen de andere in deze vraag genoemde is eveneens een strafvervolging ingesteld, welke tot een veroordeling door de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage heelt geleid.

7.    Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend.

8.    De ondergetekende kan mededelen, dat blijkens de ingewonnen ambtsberichten de betrokken organen van juistitie en politie met voortvarendheid de nodige maatregelen ter opsporing van de genoemde pleegkinderen hebben genomen. Geenszins is hij van mening, dat de genomen maatregelen onvoldoende zouden zijn. Het belang van het opsporingsonderzoek verzet zich tegen het doen van openbare mededelingen omtrent aard en omvang van die maatregelen.

9 en 10. Aangezien uit het onderzoek niet is gebleken, dat R.K.-geestelijken betrokken zouden zijn bij de verdwijning van de genoemde kinderen of de onttrekking van deze kinderen aan het wettelijk over hen gestelde gezag zouden hebben gebillijkt, bestond er voor de justitie geen aanleiding de R.K. kerkelijke overheid in het opsporingsonderzoek te betrekken, c.q. haar medewerking in te roepen. Overigens zij opgemerkt, dat de gewezen pleegmoeder van één der kinderen Protestant is.

11 en 12. Het antwoord op deze vragen luidt ontkennend.

13.    Deze vraag wordt, uiteraard, bevestigend beantwoord.

14.    In verband met hetgeen in antwoord op de vragen 9 en 10 is medegedeeld, ziet de ondergetekende geen aanleiding om een stap als hierbedoeld te doen.

15.    Hetgeen hierboven, in het antwoord op vraag 8,

46