De verdwijning van Anneke Beekman en Rebecca Meljado, Witboek

„Aldus gedaan en gewezen te 's-Gravenhage, 25.2.'49 „bij de heren Donnei, President, Nijpels, Hijink, van „der Flier en Losecaat Vermeer, Raden, in tegenwoor-„digheid van de substituut-grilfier Reijers"..

Daar speciaal bij „Le-Ezrath Ha-Jeled", de vrees bestond dat de dames v. Moorst het kind opnieuw zouden laten onderduiken indien de uitspraak van de Hoge Raad haar in het ongelijk zou stellen, had zij er bij de Commissie voor Oorlogspleegkinderen op aangedrongen maatregelen te nemen opdat onmiddellijk na het uitspreken van de beschikking van de Hoge Raad het meisje zou worden overgeplaatst.

Inderdaad is op de dag waarop de uitspraak van de Hoge Raad is gedateerd, te weten 25 Februari 1949, door een vertegenwoordigster van O.P.K. contact gezocht met de Officier van Justitie te Amsterdam die de politie te Hilversum waarschuwde; vervolgens begaf deze vertegenwoordigster zich direct naar Hilversum waar de commissaris van politie haar mededeelde, dat drie rechercheurs reeds bij de dames van Moorst waren geweest. Het kind was echter niet thuis, „met vacantie”.

De vertegenwoordigster van O.P.K. stelde zich op advies van de Commissaris nog rechtstreeks met mej. van Moorst in verbinding. Met haar was echter niets te beginnen: „zij kon niets zeggen voordat zij met baar advocaat gesproken had."

De volgende dag telefoneerde de secretaris van O.P.K. met de advocaat van de dames v. Moorst; deze laatste deelde mede, dat mej. v. Moorst ’s middags bij hem zou komen en dat hij zou trachten mej. v. Moorst te bewegen het kind af te geven.

De rechercheurs zijn een dag in het huis van de dames v. Moorst gebleven zonder dat hun iets omtrent de verblijfplaats van het kind bekend is geworden. Toen bleek, dat de dames v. Moorst niet tot afgifte van het kind wilden overgaan diende O.P.K. op 11 Maart 1949 een klacht in tegen Johanna Geertruida van Moorst, geboren 18 Juli 1896 te Bussum, Elisabeth van Moorst, geb. 20 Maart 1899 te Bussum, Geertruida Maria v. Moorst geb. 4 October 1902 te Bussum, wegens het opzettelijk onttrekken van de min-

28