en, opnieuw beschikkende, de voogdij over de minderjarige Anna Henriette Beekman op te dragen aan appellante of wel aan de voogdijvereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled" te Amsterdam, met benoeming in het laatste geval van appellante tot toeziende voogdes, althans en in ieder geval met het verzoek, zodanige nadere beslissingen te nemen als Uw Hof zal vermenen te behoren.
't Welk doende, enz.
Amsterdam, 29 Juni 1948. procureur.
Appèl-request van O.P.K.Tegelijk met dit namens de familie ingediende appèl-request is ter griffie van het Hof ook ingekomen een appèl-request van de Commissie voor Oorlogspleegkinderen, waarbij deze Commissie zich ook keerde tegen de uitspraak van de Rechtbank en waarbij deze Commissie — anders dan de familie had gedaan — opdracht van de voogdij over Anneke Beekman aan haarzelf (O.P.K.) verzocht.
Gerechtshof benoemt O.P.K. tot voogdes.Beide appèlrequesten werden tezamen op 16 November 1948 behandeld; op 24 November 1948 volgde uitspraak; de beschikking luidde als volgt:
„IN NAAM DER KONINGIN.
HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, TWEEDE KAMER;
Gelezen de requesten van
I. Sonja Hammelburg-de Winter, wonende te Amsterdam, Meerhuizenstraat 3
II. de Commissie voor Oorlogspleegkinderen, gevestigd te Amsterdam, Passeerdersgracht 30-32, beiden ingekomen ter Griffie van het Hof op 29 Juni 1948 en geregistreerd respectievelijk onder no. 391 en 392/1948, en beiden strekkende tot vernietiging van de beschikking der Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam dd. 16 Juni 1948, doch I verder strekkende tot opdracht der voogdij over het minderjarige oorlogspleegkind ANNEKE HENRIETTE BEEKMAN aan appellante, Sonja Hammelburg-de Winter, dan wel aan de Voogdijvereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled" te
18