BESCHIKKING
„De Anondisseihents-Rechtbank te Amsterdam, Zesde Kamer,
Gezien het door de Commissie voor Oorlogspleegkinderen te Amsterdam tot de Rechtbank gericht verzoek-schrilt, ingekomen ter Griffie op 29 Januari 1948, No. 308/48, strekkende tot voorziening in de voogdij en toeziende voogdij over de minderjarige: ANNA HENRIETJE BEEKMAN, geboren te Amsterdam, 21 Nov. 1940;
Gezien de op dat verzoekschrift gegeven beschikking dd. 12 Februari 1948;
„Gelet op de ingevolge gemelde beschikking ter terechtzittingen met gesloten deuren van deze Rechtbank en Kamer dd. 25 Februari, 21 April, 5 Mei, 19 Mei en 2 Juni 1948 plaats gehad hebbende behandelingen; Gelet op de niet-verschijning ter gemelde terechtzittingen van twee der in het verzoekschrift vermelde verwanten, hoewel behoorlijk opgeroepen om te dier terechtzittingen tegenwoordig te zijn, teneinde naar aanleiding van gemeld verzoek te worden gehoord; Overwegende, dat de Rechtbank uit de stukken en verhoren niet de overtuiging heeft gekregen, dat de ouders Beekman orthodoxe Joden waren, doch wel, dal de dames van Moorst, ofschoon geen gewoon gezin vormend, het kind nu ai vijf jaar liefderijk en verstandig opvoeden, zodanig als in een onbekende nieuwe omgeving niet licht zou worden gevonden; Overwegende, dat overplaatsing naar vreemden voor dit gevoelige kind, dat zeer aan de pleegmoeders is gehecht, ook naar het oordeel van de arts E. G. M. A. Kreyns-ten Braak, schadelijk zou kunnen zijn; Overwegende dat de dames van Moors? bet kind pas blijvend tot zich namen, nadat zij de overtuiging hadden gekregen, dat de ouders geen bezwaar hadden tegen een katholieke opvoeding van het kind; Overwegende dat de Rechtbank zich kan verenigen met het voorstel van de Commissie inzake de toeziende voogdij;
BESCHIKKENDE:
Benoemt tot voogdes over de minderjarige voornoemd: GEERTRUIDA M. van MOORST, wonende te Hilversum, Julianalaan 15;
Benoemt tot toeziende voogdes over de minderjarige voornoemd;
13