77
als in 'n fotografisch atelier, naakt en doordringend. Bijzij, links, naast 'n hoek bij de klovers, flankte 'n hoog mal-kort tafeltje, op hooge krukken, nog weggespat van de rumoer-groote vrouwen-tafsl, aan de diepe hoekramen rechts. Twee kleine kloversleerjonge tjes liepen, in haastig getrippel opgejaagd, over en weer, soms ergens met punt van oud scheermes cementbulten van in woest gespat van puntige stukjes overal hleen.
Bij de snijsters liep Leman Zuur gluiperig rond,'n ineengedrongen jongen met neger-zwart bekruld haar. Met z'r loosden, half-idioten kop, loerde ie schuw om kijkend, in bang ge-ontmoet van andere oogen. van den winkel, 't verstumperde, rampzalige kwaadaardigheid, met verlof meegebracht als leerling door een snijster-knecht.
In zwaar-zwart wenkbrauw-geboog, boven z'n neus wild doorgegroeid als pluimige haarwratten, met dikke rimpels en scherp gegroef in lagen voorkop, stond ie, half gebogen, in 'n hoek bij 't raam, achter juffrouw Pinaro, z'n meesteres, ״grondvulles" na te zien, telkens met z'n dikke stofdotten wegblazend. Lepper, Swarthuizen nog 'n paar pas-nieuwe knechten en half-wass nog aldoor, in 'n groepje, druk-levendig, in sigaretten-damp zich trek-lekker omwolkend achter blauw gesluier, met telkens eronderdoor gevraag en geantwoord, zonder elkaar dan even te zien.
Fijn pinkte Swarthuizen, vlak bij 't vuurrandje, de gloeiende asch van z'n sigaret-endje in den nek van Monsdorff,'n schlemieligen, pas geprobeerden knecht, die juist vandaag z'n werk aan juwelier Bresser, of z'n dochter afleveren moest, en in stuipende angst onrustig op z'n bank heen en weer schoof, onder drukkend voorgevoel dat ie gedaan a) zou krijgen. Met z'n rug zat ie vlak achter Swarthuizen, in kippige uitzoeking van z'n bakvuilnis. Snel-geniepig had Swarthuizen de asch in z'n nek gepinkt, toén zich nog sneller omgedraaid met lachlooze gladheid van z'n gezicht, in staand als van-de-prins-geen-kwaad-wetend.
— Gg . . . göóó . . fffffèrdömme . .. . g è è è . spatte de stotterende Monsdorff terug, met éé ingrabbelend naar de gloeiplek waar de e
.è..è..mèèn!.... n hand woest z'n nek sch brandde, in vuurrooie gezichtsverhitting doorstotterend, lager grijpend achter 't,
!n, zich als knecht aanbiedend, ׳n werd onder de werklieden, 't overal uitlekte, en voor den ven.
') 'n Soort hansworst.
s) ״Gedaan" krijgen: — Vakterm gebruikt bij brekebeen(: doch wier werk, na proef, onvoldoende blijkt. Gedaan krijgt׳: vooral bij klovers en snijders, als 'n schande beschouwd, wijl betrokkene tot permamente broodeloosheid aanleiding kon ge
Door tot tafelrand uitgebouwde dakruiten 't licht naarbinnen, de omgeving omschater
viel scherp tintelend !nd in fel lichtgeraas,
zijraam, waar, aan n drie snijêrs zaten, als
in zwaar bons-geweld, :afelranden afhakkend,
l hottentotsch-verwaar-zich heen, overal snel Mij was de chalks-nar 1) mikpunt van spot en
op 'n groot blik vuurrooie negerlippen en Pronkman, met ïn, praatten en rookten
luisterspanning wéér,