Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



6!

gehad. Wach maar, dat doe jij ook, dat doen al de mannen, de groote piete in 't geheim,. . . maar later walg je 'r van, dan spuug je op je zelf.... Of ze zich nakend voor je uitkleeê ?... hahhahhah, alles, alles doen ze voor duite!

— Maar, — schuchterde Hein — voor iedereen ? . . . hebben ze dan geen beetje schaamte?

— Och kereltje, — lachte Rozalie, — groen blikkie, broekie,... schaamte?... lulderij! Hèt Eva zich voor Adam geschaamd?... Schaamte?... schaam jij je voor je zwarte poote?... voor je tange?... voor je schijf?... 't is hun beroep god-betert, hun beroep... Ze motte eenmaal^ of ze wille of niet, ze motte vréte!

Hein hoorde al niet meer. 't Schrikkelijk grauwe gezicht van 't dikke wijf wou niet wèg voor z'n oogen. Haar kirrende vraagstem: ״ga je mee", hoorde ie aldoor weer. Een heet gevoel brandde schroeiend door z'n heel lijf. Zijn verbijstering van vanavond was op straat verkoeld en nou, na die hoerenontmoeting, was ze weer in 'm gestormd, heviger, knellender, als verhitte voorstellingen van z'n jong borrelend brein, waar z'n gedachtedriften in smoorden, broeiender beslotenen. Telkens keek ie van de straat naar de lucht, 'n Sterrenvonksel met tooverende maanglansbegieting over huizen, kaatste in vensterramen van de Nederlandsche Bank, vijf-dubbel manen-getoeter, als verdwaalde scheepsroepers, door den ruiten-hemel blauw-feeërisch-verspringend, in nacht-hel. Haastig doorloopend, wemelde boven z'n hoofd de uitstroomende sterrenruimte, in diep wègvonkende duizeling van lichtschroefjes.

Rozalie sprak nog met rustpoozen.

Hein hoorde niets meer. [ Wèg droomde ie heelemaal in die staar-eindeloosheid, dat nacht-geheime, die raadsel-diepte, meeloopend snel onder de hollende maan, éven omkranst van roodachtig, teer-kwijnend gekring, met wit-ijlig wasem-licht van binnen. ]

VIERDE HOOFDSTUK.

Het laatste jaar waren er hevige dingen in Hein gebeurd. Van Smidt was ie weggeloopen. De sarrende hondschheid van dien kerel kon ie niet langer meer zetten. Thuis stonden ze allemaal letterlijk verstomd van de taaie koppigheid, waarmee Hein volhield niet meer naar Smidt terug te gaan. Vloekhoozen overgolfden 'm, niets, niets hielp. Het verlies van d'r paar gulden wekelijks, maakte vrouw Hols stier-woest en wreed-wellustig in 't uitdenken van hindernissen. Op alle manieren verzuurde ze 'm 't beetje dat ie anders toch al met omhaal kreeg. Als ie, niet wetende wat te doen, na een uitgehongerden slenterdag, buiten, om te zien of ie'n anderen baas kon krijgen, thuis kwam, en onmiddellijk, leeg-wrevelig naar z'n zolderhok doorholde, dan lag daar 'n breed-uitgestapelde ouwe

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.