Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



6o

Leverman kramp-schokte; bleeker stond ie in z'n hoekje de pleedeur te bestaren.

— Dat zei ik je ommers nèt, van 'n zijn... dat geheim is!

Eindelijk had Veeges gesnapt; 't laatste woord had ie niet gehoord eerst.

Fijntjes glimlachend, verheugd dat ie Rozalie voor was, viel ie snel-kalm in:

— O dat! — Er is slechts één mysterie, het z ij n, al 't overige volgt vanzelf uit de eigenschappen van 't zijn.

— Juist, juist, dat is 'm, dat is 'm ! — schreeuwde de vrager verheugd.

Allen ontspanden zich in meegejuich. Leverman alleen stond

geslagen, met glim-bleek zweethoofd, de pleedeur nog ijziger bestarend. De twee groote ideeënvreters, Rozalie en Veeges, waren weer in gesprek. Hein wachtte ongeduldiger. Eindelijk was Rozalie klaar. Bij den arm trok ie Hein mee de deur uit.

De mist was opgetrokken; nauw kokerde nog de Reguliersdwarsstraat voor 'm, met van vérre takkengeschemer van Rembrandts-pleinplantsoen. De straatlantaarns rij-den vaag in nog éven rood-geligen damp, omcirkeld door fijn gekring van gouê sterretjes.

Vlak naast elkaar liepen ze 't Thorbeckeplein op. 'n Dikke vrouw scheerde rakelings langs Hein, in 't voorbijgaan zacht iets reutelend.

Hein schrok; Rozalie bleef staan, haar bekijkend zonder iets te zeggen.

— Ga je mee? — klonk 't met zacht-kirrende vraag-stem van dikke vrouw, die, in grauw mantelgeslobber en grooten veèrhoed op, 'n weggerolde ton leek.

— Van ons is niks te hale vrouw! — zei Rozalie, Hein met 'n armduw voortstootend. Toen vertelde Rozalie, in smachtend stem-gekweel, 't folterleven van die hoeren. Hein rilde. Zoo dikwijls had ie verlangd naar 'n vrouw, vlak bij 'm. Wild was 'r plots in 'm 'n begeeren gaan gloeien waar ie van duizelde. Maar gerild van bangheid en afschuw had ie, bij 't denken aan zoo'n hoerebestaan. Voor 'n hoer voelde ie schaamte. Al wat ze'm ervan vertelden voelde ie als iets bars, vuils liederlijks. Vereenzaamd en verslungeld als■ ie was, hadden ze'm op de fabriek wel honderd maal naar 'n kast willen lokken, maar hij wou niet, hij kon niet. Hij wist niet wat dat verzet in 'm was, hij begreep zichzelf niet in z'n drift, want 't gloeide in 'm, de lust naar 'n vrouw, maar beschaamd en beteuterd druilde ie om z'n eigen verlangen heen, als ie met 'n gewoon dienstmeisje sprak. Van dat zóó-maar-naar-bed-gaan-met-iederen-kerel,

daar begreep ie heelemaal niks van____zie je, dat gevoel, dat doen,

al vertelden ze't 'm ook honderd keer. Half stotterend vroeg ie Rozalie door z'n breed woord-gerammel heen:

— Maar kleeê ze zich dan zoo maar nakend voor je uit?

— Zwijg toch joggie: als andere 't hoore, zouê ze je voor 'n gemeene verneuker houê, en je onnoozelheid voor praatjes en voor huichelarij. Op jóu leeftijd heb 'k al 'n paar honderd meide tepakke

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.