Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



52

Verbijstering was over 'm gestold. Vanbinnen voelde ie z'n hoofd als tusschen striemende windsels geperst, zoo ingeregen snoerde er Jets in 'm. Zwaar deinde in golfslag 't geroezemoes om 'm heen. Iets kokends voelde ie in z'n brein gegoten, iets dat 'm verteerde "van vloeiende warmte. Net was 't 'm alsof ie brandewijn, flesschen vol, opgeklokt had. Z'n lippen voelde ie aan, kurkdroog, korrelig van vleeschbultjes. Z'n tong zoog dik, kleverig, loodzwaar in z'n mond. Heel z'n lijf voelde ie gerold als in 'n zak, zóó in verward gevouw zat alles om 'm heen. Er broeide iets vreeselijk vaags, iets zacht-suizerigs, iets suffig-ómgoochelends om 'm. Z'n nauw half-hempje had ie al honderd maal van z'n maag weggeschoven; éven dacht ie dat dit 'm hinderde. Maar de plettende maagsnoering bleef, het soezig, droom-wakende suffen ook. De branding van binnen naar buiten nam toe, alsof ie met vitriool bespoten werd. Toen Veeges afgebroken had, was Hein wezenloos blijven zitten, in zwaar gestaar naar één punt wTaar ie niet af kon kijken, telkens voelend vreemde, heimweeachtige schokjes naar alleen-zijn. I

Rozalie beviel die stomme wezenloosheid van Hein wel; die verbijstering vond ie prachtig. Nou was 't gedaan ■— dacht ie — met de driftige uitvalletjes van Hein; alles in 'm was ontzenuwd, geschokt. Z'n weeke gevoeligheidjes waren wèggespoeld, voor eeuwig. Met sprakeloozen lach-kijk, uitsperrend z'n gaap-mond van overvolle lol, stootte ie Hein aan. Nog keek ie niet op. De ver-dooving klemde en zoog al heviger. Sip zat ie, beteuterd.

Veeges was midden in 't gejoel om 'm, rustig blijven staan. Voor hèm was 't maar even 'n triomfhalte. Mager hoekte ie in z'n lange ongenaakbaarheid, rechterhand op stoelrug geleund. Glimlachend fijntjes loerde ie achter 't goud-geflits van z'n bril. Geen sterveling kon die oogen zien lachen, kon zien in dat staalgrijze gekijk. Lang, gelukkig, ruim in zich-zelf, haalde ie adem. Nog was ie niet klaar met spreken. Langzaam daalde weer de stemmengonzing, 't stoelgeschuifel nog maar even opdreunend in stillere groepen die terugdrongen naar hun plaats.

Weer kwam de luisterstilte aanzweven in spannende overgave.

Veeges wachtte nog, kalm, fijn glimlachend, in oogen onzichtbaar achter brilgekring. Nou zou ie iets zeggen waarover ie veel strijd verwachtte. Niet bang was ie dat ie geen woorden zou vinden, maar ongerust om de opwinding waarin ie z'n hoorders gebracht had. Hij zelf voelde nu al de ontvlambaarheid aandreigen, door de prikkeling van z'n eigen betoog, als ie nu iets zeggen ging dat striemend voor allen was, of iets dat z'n eigen doen moest verklaren. Toch zou ie 't wagen.

Spannende luister-stilte suisde weer zacht door 't zaaltje. Alle koppen neigden in blijên woordopvang.

Daar klonk de stem, heeschig geschuur eerst, als stijgend uit 'n half-werkende fonograaf.

— Wij willen in alles revolutie, in alles. De omverwerping der

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.