Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



i45

gezakte lichtparel buiten, met 't gas-rossig, dansend gevlam binnenin.

Oneindig sneeuwde de lichtkom door, over de snelvliegende goud-vischjes heen, die in wentel-schokjes, snel, als paradijs-betinte zwemmertjes, staart-stootend tegen de parelende lichtwanden, smeltend versneeuwden.

'n Mysterie van pracht dreef in de vreemd-gloeiende parel. Als sidderend onder aanraking van ongeziene hand, vonkte en spatte er telkens uitvegend lichtgezweef in, éven omliggende huisrompen in diepe verlenging van paarse kringen sluitend, met eronder, de winkelramen in rossigen schemerdamp. De gouê gaslichtschijn van 't verzinkend café tegen de kouê gril-vormen buiten, onder paarse zilverzee, stapelde een lichtbouwsel vóór de kleurademing binnen, teruggekaatst rond de ramen in ijl spel van brooze landschappen, wild bespat in porseleinen teerheid, doorschijnend als groote paarl-moervlokken, dampend, éven donkerder, tegen verlichten mist, in koüer gekaats van blauwige licht-sneeuw, om mattig, goudbrons café-ge vlam.

Duister, in zwarte golving, donkerde de pleinsombering aan stillen kant, met 't ontzaglijk Rembrandt-silhouet van standbeeld druipend middenin. Het trilde in violette kontoeren door den mist, omzweefd in nachtkluwselen; het vaagde er, in reuze-droom starend, als uit schimmenstad los middenin gezweefd, somberend tegen de melkparel, die de ruimte vóór al met sneeuwschuim opjoeg.

Door den mist heen klonken de trams en vigelanten rommelig als gesmoord geroffel, bangerig, van iets dat aankwam en verdween zonder lichaam. De trambel, in slingering van klanken, langzaam aanhoudend in galm door de straten, nasleepend z'n gillende echo's, duizelde hel tusschen donkerig geschuif en gestommel van wezensTj

Rozalie en Hein liepen aan den stillen kant langs 't parkhek koüelijk tegen elkaar gedrukt.

— Zijn we d'r nog niet, Rozalie?

— Dadelijk, éve de Reguliersdwarsstraat in, tot op de helft.

— Waarom begint 't toch zoo laat? — vroeg Hein weer dof achter z'n wollige cachenez, driedubbel boven z'n mond omgerold.

— 'n Uitzondering, — zei Rozalie strak.

Hij had Hein 's middags gedwongen mee te gaan naar 'n bijeenkomst van anarchisten en luisteraars. Er zou nogal gesproken worden. Hij zou 'r veel kunnen hooren, en men dwong 'm volstrekt niet zich bij de groep aantesluiten. j Alleen wou Rozalie, zoo lekkertjes voor zich zelf, de uitwerking er" van zien op 't hartstocht-leven van Hein, dat dan, door 't geprikkel en gestoei van z'n verbeelding, nog heviger kon oplaaien. Rozalie had 't gemoed van Hein gepeild, langzaam, met de omzichtigheid van 'n dokter die 'n al goed sluitende wond onderzocht, tangetjes en bang makende glinsterlancetjes daarbij verbergend, wetend dat 'n angstschok en haastig teruggekrabbel alles weer kon openscheuren. Heins koppig-naïef tegenstribbelen maakte 'm voorzichtiger dan ooit. Want achter al 't angstig weg-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.