Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



36

met vreeselijke inspanning en wegdraaiïng van z'n tong, de hostie geslikt en langzaam door z'n keel gewerkt. Ook die eerbied-angst was 'm bijgebleven, maar meer nog z'n verrukt-opluisterend gevoel, als na de eentonige litanie-gonzing, de altaarschellen gingen, dat zilver, zingend geruisch door de bidstilte, in een weemoedigen sliertklank, als zacht gezucht van 'n engelenkoor, wègfluisterend achter het altaarduister. Maar nog erger was in 'm gebleven de haat tegen de biecht, die vernederende knieling in dat beklemmende kamertje, waar de priester, half onzichtbaar talmde achter 't gazen raampje, doordringend-bemoeizuchtig vragend, aanmanend, zóó week-streng, dat je altijd, bang voor 't hellevuur, 'n zondetje moest bekennen, al was 't maar een van de vorige biecht. Nooit had ie zich rekenschap van z'n knielend gepraat gegeven toen. [_Gestaard had ie dikwijls op 't blauwe kruislint van den priester, zonder te hooren naar z'n stem, alleen luisterend naar z'n eigen schamende vernedering, zich pijnigend, hoe te uiten, dat ie weer een vloekje had gezegd, zoekend, onder somber-zalvende drang-geluid van pastoor, naar érger, naar doodzonde-vloeken, of leugens, zich al wemelender verliezend in 't duistere geschemer, vlak achter zwaarte-lijf van den priester, waarop schemerde 't blauwe lint. j

En dan had ie gedacht, op 't zelfde moment, hoe z'n moeder 't er afbracht, die, zóó van de biecht, heviger raasde, doodzonde vloekte, vreeselijker loog. Omdraaiend en weggaand pakte 'm altijd weer 't plechtig geschuifel van misdienaars, 't ritselende vreemde, 't gedrukt-gedempte van ruiten en kleuren, 't bange van den ongezienen God. Maar dan had Rozalie 'm verteld van 't gods-dienstgemoord en van al de misdaden door de kerk, door 't geloof ontstaan. Wèg was dan weer z'n angst voor 't geheimzinnige. Z'n heilige verbeelding, z'n diep, alles-opslorpend gevoel was er door geschokt. Op handen en voeten trilde ie, als ie er van las .... van de Inquisitie en van den Bartholomeüs-nacht. Nee, nee, wat God niet wou zeggen, dat zou ie ook niet voelen. Maar de goeje God, die 't menschgemartel van Inquisitie zoo maar had laten gaan, zoo rillend-bloedig als ie gelezen had, en al die oorlogen om 't goeie geloof, dien God zou ie niet liefhebben, want God zelf is anders. I Die hij dacht dat bestond, en waarvan ie nooit sprak bij anderen was onbegrijpelijk goed en groot, en nog laatst was ie uit zich zelf 'n kerk ingeloopen, en uit z'n ziel gaan bidden. |Het orgel had eerst gezongen. De klanken waren als zwellende heerlijkheden door z'n ziel gestroomd. Hij wist niet wat 'r met hem gebeurde. Was dat Gods stem? O, wat hield ie er dan van! Die klanken, die zangen ... ze groeven 'm leeg, verbrijzelden diep in 'm een vreemde droefenis. Maar daar achter, in die droefenis, hoorde ie iets murmelen, iets klagen in 'm, voelde ie iets diep wegsmelten, huil-genot, treurig weemoedsgeluk, diepe smart-vreugde, als loste ie op van binnen. Een breeê, weenende verteedering was over hem gerild. Z'n hersens had ie voelen verstijven, zóo smachtend was 't koraal-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.