Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



i35

eens toevallig 'n spatje had zien nemen, en, thuis gekomen, door z'n moeder ondervraagd waar ie zoo lang gebleven was, vertelde dat ie 'n poos had moeten wachten bij 'n klant, toen vond ie 'm niet goed meer. Want zoo had ie honderdmaal wel, in allerlei streken, gemerkt dat z'n vader huichelde, en vreeselijk de kat in 't donker kneep. Z'n moeder vond ie heelemaal valsch, omdat ze, op iedereen schold, waar ze niks van kreeg, en zoodra ze stond tegenover diezelfde lui, flikflooierig werd, met vieze stuitende onderdanigheid in stem en gebaren, zoo bar kruiperig en valsch in glimlachende vriendelijkheids-vernedering, dat ie er bang voor werd. Ook haar vloeken, dat toch doodzonde was, haatte ie, en kwam de pastoor, dan trok ze 'n honigzoet snoetje, zachtjes-zalvend, in lijmerige gerektheid 'n heel klein woordje meepratend, vol gehuichelde ge-loofsliefde. Jan, z'n oudste broer vond ie liederlijk en vuil, omdat ie altijd vet was als 'n schutter, eiken dag bijna ronkend verzoop, in schooier-aftroggeling van alles wat ie had. Willem, 'n paar jaar ouêr dan hij, was stomp-voor-zich-uit-levend egoïst, onbarmhartig koud voor alles als steen. Zoo was ie aan alle kanten gestooten, zichzelf voor oprecht gaan houden, omdat ie, wat ie voelde en dacht, altijd zei en nooit grof liegen wilde. • In kleinigheidjes had ie wel veel gejokt, maar altijd voor zichzelf. Toch vond ie ook dat vuil in 'm, en voor nam ie zich, bij elk jokkentje zich gemeen onderhanden te nemen. Van den pastoor had ie 'n innigen walg. Z'n moeder dwong 'm altijd vriendelijk te zijn, maar 't lukte nooit bijna. Vroeger had ie zich ingehouên, maar later was ie zich pardoes gaan verzetten tegen dien zwarten dikzak, door z'n moeder op 'm afgestuurd. Niks wou ie 'r van hebben. Ranseling op ranseling kreeg ie toen van z'n moeder, maar hij liet haar d'r handen stukslaan op z'n elleboogpunten, zonder dat ie toegaf. Den pastoor haatte ie, omdat ie 'm altijd zoo geniepig, zoo venijnig toesprak, altijd fijntjes in de ooren kneep en nooit anders dan gewantrouwd had.

Z'n eerste leering, na de generale biecht, om de heilige kommunie te doen, had ie al vervloekt, om 't saai geleer uit die dorre vragenboekjes. Wel dacht ie nog dikwijls aan de kommunie zelf, en het ontvangen van onzen Heer, en aan dat mooie witte gesluier van de kommuniemeisjes, zoo vlak bij 't geheime altaar. : En dan die mooie, witte bloemen, hoog-getakt, met die lokkende, open hartjes, en dat zachte gezang en gefluister van al die kinderstemmetjes, met de geleidsters eromheen, die wijzer over 't witte gewolk der kindertjes heengebogen stonden. Hij wist zelf nooit goed wat 'm in die dingetjes zoo getroffen had, maar heel iets anders was in 'm als herinnering blijven leven dan bij de andere aannemelingen, die altijd maar over de pret van eten en rijen hadden gepraat. !

Niet een ha3 zoo'n diepen angst-eerbied gehad voor de eerste hostie als hij. — Uit angst dat ie 'r op zou bijten, en dat 't verschrikkelijke zou gebeuren, door den kapelaan voorspeld, had ie,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.