Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



25

scheef-kort over-elkaar heenkijkend, in roetig• gevlek, met de steegs huisjes dwergend klein krimpend aan den voet van 'n groot-pakhuis. | En overal in de grootere slopkrotten, de pleeraampjes vies-nauw* precies onder elkaar, ompuist van steengezwellen in vergoorde muurtjes, als vreemde hol-oogjes neerblikkend naar beneden, met naar-binnen-slaande oogleden, dood-triestend strak. Half verrotte droogstokken, klepperden met goed, lappen en kousen, wollig verdwarreld achter blauwigen rook van stomp-kort schoorsteengepijp. Vol ontzettende stilte triestte peilend-nauw 't plaatsje in de afgekokerde dag-grauwheid, zakkend langs bekorsten, vuil-donker-bruinigen steen, als uit de lucht geboorde trechter, in kokervormige, wijergulping naar de hoogte, dragende lichtsmachtende achteruitjes van bovenverdiepingen. In looien donkering schemerlichtte achtter krottenkring de lucht, stug-somber omspoelend dakgevels, kleur-vaal, zacht pannen-rood, dat weende in de ochtendtriesting, met z'n huisjes, als versteende kerkertjes en vervunsde ingezonken strafcellen, verbrokkeld-scheef weggesmoord uit 't leven.

Hein staroogde naar niets. Een uur zat ie al zóó, in één houding, met z'n boek op de knieën, droomend wijd-open-oogend voor-zich-uit, zonder te zien meer de slopsombering om hem heen. Het boek had ie geleend van 'n oud-onderwijzer, die 'm nog altijd aansprak als ie 'm op straat tegenkwam, 'n Geschiedenisboek was 't; daar hield ie razend veel van. Als kind had ie altijd de heldendaden van de Ruyter en Tromp wel honderd maal achterelkaar gelezen. Gloeiend opwindende gedachten kreeg ie dan. Meevechten wou ie, èlk oogenblik. Engelschen slaan, Franschen slaan, Spanjolen slaan. Het leven van 'n held, hè!... en held worden! hè! ... Z'n keel was dan dichtgeschroefd van gevoelswee en vreugde. Zooveel geestdrift had ie in zich, dat ie er niet door eten kon, niks, niks, geen hap. '1 In zich voelde ie dan 'n tintelende hitte, 'n warme blijheid door Heel z'n lijf, in z'n hoofd èrg. En dan al maar wou ie loopen en denken hoe ie vechten zou voor alles wat goed was. Maar wat goed was wist ie niet juist. Dat zouën ze 'm toch allemaal wel later zeggen, als ie maar eerst kon laten zien, dat ie echt 'n held wou zijn. In verhitte koortsopwinding van 't loopen kwam ie dan thuis, waarop hevige ontnuchtering en uitscheldende verkleining van z'n heldengevoel, door z'n moeder, neerplofte. Vreet jonge! — zei Jan, z'n oudste broer dan, en z'n moeder jouwde'm uit voor dief, dat ie wel centen gegapt zou hebben om te snoepen, en daarom niet vreten kon. In drift had ie heftig willen uitbarsten dat ie nooit gapte en dat ie niet kón eten omdat ie zoo blij was, zoo licht en toch zoo zwaar, zoo krampachtig lekker-vroolijk van binnen. Maar niets zei ie dan, omdat 't 'm zoo hevig stuitte, en omdat ze zijn blijdschap toch zouên wèglachen. Dat voelde ie »ook veel beter passen bij z'n heldenkarakter. Zoo zouên Tromp en de Ruyter en Napoleon ook zeker gedaan hebben. En hij zweeg nog vaster, met grooteren wil van innerlijke gewichtigheid. ■Maar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.