XIV
groep omdat ze scheef gegroeid zijn? Men zal 't om die scheefheid 'n mensch evenmin doen, en allerminst 'n groot werker als Van Deijssel. Alleen kan men tegenover die soort figuren min of meer subjektieve wapens gebruiken van kritiek en levensbeschouwing.
Zoo zal ik dus, hoewel in algemeenen zin 'n historische lijn volgend, nooit trachten hèn te beelden, met hun daden, woorden of handelingen, maar de grondtype daarvan, wat oneindig dieper en zuiverder werk is. Niet 'n bepaald wezen, maar mensch-karakter, kenmerken en levensgroei van soorten, wat heel iets anders is natuurlijk. Elke uiterlijke typeerkunst veracht ik allerdiepst (zie b.v. 't treurige werk vol ״pcrsonen-typiek" van Willem Paap, ״Vincent Haman", om me maar eventjes bij één boek van die soort te bepalen, wijl ik 't spoedig eens breedvoerig ontleden zal) zooals ik neerzie op misselijke kunstgrepen, nabootsingstruks van allerlei stijlen en stijltjes, mode-kunst-uitingen, zoetige, glijerige geilereitjes op den wansmaak van zeker publiek, zooals ik ril van bloote woordflod-dering, virtuozerige samenknutselingen van dramatiekerige traan-lach-effekten, vunzige, oorspronkelijke, heelemaal afFe handigheids-dingen, zielloos, droog-dor, alle uiterlijke bizonderheidjes netjes kompileerend geknutsel, dat, hoe preciezerig ook, toch nooit ziel en stemming kan beelden. Want in den grond acht ik al dat handige, afFe, gepolitoerde, technisch sluitende, op efFekt jagende virtuozerige gedoe, waar onze kunst nü al van overloopt in alle richtingen, grootere ramp voor de burgerlijke als proletarische kunst dan de meest onhandige, technische misstappen van 'n werker, die soms nog stamelt of bizonderheidjes overslaat, opstapelt, zich herhaalt, of wel eens dekomponeerend arbeidt 1), maar uit wiens beelding toch de heiligste zielsliefde voor 't leven beeft, door wiens werk de groote emotie schreit of jubelt, door wiens arbeid heengaat 't hoogschallende, 't vuur-schroeiende van eigen schokkende zielsschoon-heid, eigen vizie van leven, realiteit en verbeeldingsbestaan.
Zoo bedoel ook ik nergens in m'n boek 'n bepaald anarchist, juwelier, slijper, klover of versteller te geven, al zullen velen zich met of zonder woede, in zekere figuren geteekend willen zien. Ik heb gegroepeerd en gebeeld algemeene kenmerken, die dikwijls liggen ver achter uiterlijke gelijkenissen, en toch is de zuivere lijn van historische zedentoestanden gevolgd. Maar nergens geef ik uiterlijke portretten; niet wijl ik 't niet zou durven, maar wijl ik 't geen kunst acht. Want waarom b.v. bereikt 'n Braakensiek, ondanks technische radheid, gevatheid en soms preciezerige detail-
') De grootste kunstenaars hebben, in hun beste scheppingen zelfs, allerlei dekompo-neerende elementen, werden en worden nog wel in 't bizonder om hun opstapelingen van woorden en vizies, achtervolgd en gegriefd, vooral Zola, Balzac, Beethoven, Tolstoy, Wagner, Shelley, Shakespeare, Hugo, wat ik spoedig eens met allertreffendste staaltjes zal bewijzen.