XV
leering, bijna nooit iets, en 'n Leander, Steinlen, Daumier vaak alles. De één beeldt 't grootzielsgeslagene, gemartelde, gekerfde, toch heilig en goddelijk gesynthetiseerde emotieleven, dat elke schepping moet hebben i n zich als schoonheidsstuwing; de ander geeft uiterlijk-beeldend, opgelet, en zoo-maar-nagebootst werk, is toch heelemaal niet reëel, toch niet gevend de diepe, wisselende levensvormen, 't bewegende, levende groeiproces van elk vitaal schepsel. Steinlen e. a. juist zijn groote plastici, die de groot-epische motieven van 't leven, van hun zieningen aan 't lyrisch-e i g e n e van individueel zielsgemartel of zielsbegeeren hebben vastgeklonken; zijn diepe psychologen, die nimmer geven bepaalde gelijkenissen, en toch blootleggen met alles doordringende macht, in karakter, mensch of massa, wat voor ieder uiterlijk kijker onwaarneembaar diep verscholen blijft achter muren van konventie, uiterlijkheid en schijn; wier beelding elke type eerst reëel maakt.
* *
*
De geschetste episoden in dezen roman grenzen niet aan tegenwoordige toestanden der diamantindustrie. Ik wil dit nadrukkelijk zeggen, wijl wat ik beschrijf en weergeef door persoonlijke ervaringen gesteund wordt, door meeleven, volgen of zien, en juist de organi-satieve ontwikkeling van 't diamantwerkerslichaam van den jongsten tijd in z'n geheel buiten dien ervaringskring valt. Wellicht dat ik nog eens de latere ontwikkelings-periode van dit vak episch-historisch zal beelden. Alleen wensch ik nog te erkennen, dat, door de organizatie, deze industrie geestelijk en moreel, vergeleken met vroegere bestaansvormen, ontzaggelijk gewonnen heeft. Want haar wording en herleving uit 'n ongeorganiseerde bende, al mochten er pogingen tot vereenigen bij enkelen aanwezig zijn geweest, waar de heiligste wet was, die der innigste hebzucht en toomlooste gelddrift, is als 'n reiniging, 'n wonderbaren groei te beschouwen. Dat er ook nu nog ellendige toestanden bestaan, die de oude vormen van nijd en tweedracht bevestigen, zal niemand loochenen, maar toch is er in deze, van alle arbeiderskombinatie 't sterkst georganiseerde vakver-eeniging reeds gebleken een machtig klassebewustzijn te bestaan, zijn er vele elementen onder, vatbaar voor hooge idealen van ziel en levenskracht, strijdend en vechtend voor gemeenschappelijk geluk.
Mij zijn bekend, persoonlijk en uit hun uitingen, diamantbewerkers, vooral onder de eerst zoo geminachte slijpers, verstellers als snijders, individuen die, naast den eminenten organizator Polak, edel werk verrichten, vol ziel en levenswil, vol geestdrift, kennis en zelfopoffering.
Wat Polak én bekende propagandisten, naast zooveel stille, maar niet minder belangrijke werkers te zamen, ekonomisch en moreel al niet gewrocht hebben in de diamantindustrie, valt in dit voorwoord gedetailleerd niet op te sommen, is te veel. Alleen