Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



99

Lepper en Mierikstein waren 't eerst bij de doozen. Leman moest met taartjes rondgaan aan de hand van Lepper als 'n kindje. Eerst bij de dames en toen bij de heeren. Lepper zelf at vandaag geen zoet. 'n Broodje met pekelvleesch en 'n groote polk lagen klaar voor 'm op z'n bak. Overal liep ie den kring mee met Leman, hem dwingend galant te zijn, in gebuig en geglimlach de dames taartjes en boles voorhoudend.

Grinnekend-benauwd, z'n zwarte wenkbrauwbogen tot borstelige stoppels samendottend, zwaar rimpelend z'n voorhoofd, idioot mee-lachend in valsch gegiegel, met spuug-spatjes sprekend, boog ie onder den knuist van Lepper, die z'n nek omschroefde, bleef ie staan voor iedereen, den heelen winkel langs, uitstotterend 'n idioot voorgekauwd praatje van Lepper.

Eindelijk waren allen bediend. Lepper, in nog heet verlangen naar lol, greep toen 'n roomhoorn, groot-vettig klontend van achteren, zeggend tot Leman dat hij dien hebben mocht.

Plotseling drukte ie de weeke roomholte op den grooten bobbel-neus van Leman, zóó dat ie zat, als neushoorn van gebak, plat tegen zijn vermald gezicht op.

Haastig-zeker had Lepper, onder woest onderdrukt gespartel van den paars-verwrongen negerkop van Zuur, diens handen gegrepen, en stevig achter den rug gedrukt, om te beletten dat ie den roomhoorn er af zou trekken.

Schatergelach alom, stikkende pretkramp van de meisjes, verslikkingen onder koffiegeslurp en taartjes-gelik, toen ze Leman daar zoo zagen, schuddend z'n hoofd als vernegerde rhinoceros, om gezwollen gezicht pikzwart gekrioel van krullen, met 't blank-maskerachtige neusgepiek van den roomhoorn karikaturig-naarboven de lucht inpuntend.

Overal sleurde Lepper, éen knie telkens ruw in z'n achterste duwend, hem langs; iedereen moest 'm zien. Zwaar tegenworstelend met giftige rukken en wègwringingen in de laagte, slij derde Leman voort. Sterker klemde Lepper armen op z'n rug, zoodat ie van pijn schreeuwde. Toen sufte ie half verlamd mee, met roomerige uitloopstraaltjes om den mond, in wittig-gevlek dat ie uit de lange, be-poeierde suikerpunt van den roomhoorn klagelijk op z'n gezicht blies.

— Wat aardig!... vrééselijk aardig! — lachten stuiptrekkend hoog de dames.

— Gewóón onmógelik! — spotte hoog 't burgerschool-nufje, in reflex-gewrijf haar eigen neus zacht bij de punt betastend.

Lepper zelf schaterde mee. Het lawaai bedaarde 'n beetje, toen, onder een uit Leppers omknelling losgeschoten heftig hoofdgeschud van Leman, de roomhoorn van z'n neus op den grond viel. Als beschminkte karikatuur, met beroomde gelige bulten, stond ie daar nog, half versuft, august-de-domme-achtig gekromd, met z'n handen in duizeling de randen van de tafel vasthoudend.

Toen was de pret gedaan. Allen vlogen naar hun plaats. Hoog

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.