Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



98

schroewe, dat z'm mit z'k tiene niet los kenne krijre... Hoe vin jullie 'm ?... zalle jullie 'm zien kijke as mesjögge!

— Maar dat zal ik niet toelate! — schreeuwde Zeelt.

— Jij hout je smoel, pettig, verchwartster-nar... 't is jou bak doch niet!

— Maar jullie bak ook niet!... want ploertig gemeen is 't, die chlemiel zoo te peste!

Lepper werd vuurrood. Hij had dat fijne lorgnet-snuit wel uit-elkaar kunnen trekken. Mierikstein, Sprauer, Swarthuizen, Wurm, allen verklaarden zich tegen Zeelt.

— Lepper is mans genog om te wéte wat ie doen of late mot!

Zeelt voelde zich door de meerderheid overrompelen, en toen ie

zag niets te kunnen verhinderen, sprong ie van z'n bankje, en zei:

— Dan zal ik juffrouw Eva of de patroon gaan waarschuwe; noem jullie me nou maar verklikker, maar ik vin jullie om te kötse.

— Oók me zorg, waarschuw jij maar!

Gerust kon Lepper 't zeggen, omdat ie juist van Mietje de werkmeid gehoord had, dat de heele familie Bresser uit was.

Lepper en anderen waren, onder heet gelach, den rommel van Monsdorf weer aan 't uitpakken gegaan. Eerst 't voorstuk, precies weer met klosjes-gerei en plankjes onder den bak, stevig aangeslagen in zwaar moer-gedraai, zoodat 't met geen tien man te verzetten was. Toen, boezelaar fijn aangespijkerd, muurvast, en zóó 't heele boeltje, dat netjes ingepakt stond, weer geplaatst alsof ie opnieuw beginnen mocht. Ieder gaf wat uit 't pak aan, tangetje, messen, potje, stokken, onder heeterig gelach vooruit al, bij 't zich voorstellen wat verdwaasd gezicht Monsdorff wel zetten zou, en hoe verschrikkelijk ie dan weer te wurmen zou hebben om den boel opnieuw in te pakken.

Lepper en Mierikstein probeerden met rukken of de bak wel héél vast zat. Hij stond als gegoten op 't tafelvlak. Gieren deden ze vooruit al, zich hooger ópkittelend tot lach-nerveusheid, die door-rinkelde langs alle plaatsen. Ieder had 'r lol van als ie 'r naar keek. Zeelt had beneden z'n neus gestooten, geen sterveling thuis gevonden. Toen ie boven kwam, zei ie geen woord, gooide met zwier den boezelaar om, in woede rechts en links z'n ordenaal trekkend, zoekend naar ״licht" op lood en bak, z'n handrug dwars over den ketel houdend, opvangend schijnval van ballon.

De koffie kwam met twee groote taart-doozen; één gedragen door Jakoppie en Benjamin, ieder aan 'n kant, de andere luchtig-los op 't hoofd van Leman Zuur.

Er zou weer tien minuten geschaft worden in 't schemeruurtje vóór 't „licht."

Half brandden de stanglampen, goud-groenig geschijn langs de ordenalen kaatsend.

In dof-donkere belichting zwartten de menschen tegen elkaar, onder druk kruisgeloop en gespring overal heen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.