Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



97

grabbelend in de schemering, voelde ie zacht in kippig gekijk angstig rondom, of z'm weer iets gelapt hadden.

Het werd tijd 't avondlicht op te steken. Haastig maakte ie even gebruik van het donker om ongemerkt, snel z'n boeltje in te pakken, z'n bakken, messen, stokken, stevig gebonden bijeen in z'n boezelaar. Voorzichtig zette ie den rommel onder tafel. Het zware geruk aan en gebuk onder z'n bak, om 'm los te krijgen, die met half verzaagde garenklosjes en plankjes vastgeschroefd stond, had'm duizelig-moe gemaakt. Maar inééns wou ie alles afdoen; niks wou ie meer van die pèswinkel hèbbe. Wat 'n pès-lui. O! as ie ze wat had kenne zeggen ! . . , Maar ja, hij was in tel bij zoo'n hoop! — Snel nam ie zich direkt voor, z'n rommel door 'n kruier uit de buurt te laten weghalen, om ze te laten zien dat ie toch niet zélf zou sjouwen.

Zonder jas, liep ie zóo, in z'n gescheurde plunje, de kouê grachtdonkering in.

IV.

Vóór dat ze met licht begonnen te werken, kon de koffie boven komen. Maar Jakoppie zou eerst zeggen dat er gewacht moest worden, totdat Snathager de taartjes en bolis had gebracht. Zwaar gestommel viel neer tusschen de werktafels. Van alle kanten geloop om ordenalen en lampen. Op elke tafel, middenin, werd 'n gasstan-daard geschoven; aan de groote snijêrstafel twee, met krullige slangen, vastzittend aan de hoofdpijp.

— Jakoppie, m'n ordenaal!... kom, Benjemin, alloo, m'n ballon! — werd van alle kanten geroepen.

Tegelijk wipten de jongetjes op de banken, met Leman Zuur achteraan, die op-zijn-manier idiote grimassen maakte met z'n kollega'tjes, kerel van vijfentwintig, zich in 't schemer-gewirwar aanstellend als joggie van tien. In kindsch gegrinnik, muil-breeë mondvertrekking, onder zenuwachtig getril en fronsing van wegdonkerend hoofd, lachte ie gesmoord, de leerjongetjes iets opstokend. Zelf had ie niet veel te lijden gehad vandaag, omdat Monsdorff de prooi geweest was. Dat wist, dat vóelde ie, dat maakte 'm blij.

Zacht ploften op de tafels de slanglampen aan, in laag-blauw-rooiig vlamgekruip gelig bleekend tegen de schemerende nachtruiten in. De ordenalen stonden naast elkaar in gedrang te bolkoppen, zacht weerspiegelend gouïge lichtflensjes om glazen huid, soms elkaar licht even aandreunend bij bank-verschuif, in klank van glasrilling.

— Jongis ! — zei Lepper inééns, — Monsdorff z'n bak is ingepak!... addenom, we motte nog èffe 'n lolletje belééwe!

— Wat dan? vroegen 'n paar.

— We motte z'n bak weer uitpakke en alles netjes weer anzette an de tafel, of ie nog zóó beginne mot... en dan zoo stewig vas-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.