VIII
merkelijke verschillen geeft. Toch stel ik op den voorgrond dat ik dezen technisch-idiomatischen faktor van eenigszins ondergeschikte beteekenis acht, omdat 't niet zoozeer 't dialekt is, dat de psychologische karakteristiek uitbeeldt, als wel zuivere en scherpe inleving in gedachtengang der, en groote en innigste vereenzelviging met de figuren, die den uitdrukkingsvorm volkomen moeten beheerschen, al erken ik zelf, dat doorvoering van een dergelijk idiomatisch element 'n kostbaar middel is tot volledige weergeving der fijnste psychologische typiek. En ook dit nog zij gezegd: veel minder dan de meesten meenen, is 't dialekt slechts een uiterlijke faktor in de realistische beelding van 't geheel, wijl 't soms heel diep verband houdt met plastiek, analyze van zielstoestanden, stemmingen en situaties, als 't er maar zuiver en echt mee is saamgegroeid. Tevens vestig ik er de aandacht op, dat ik 't jargon, of bepaald joodsch, niet altijd weergegeven heb zooals 't is, maar zooals 't in verbastering door verschillende Israëlieten uitgesproken wordt.
Over tendens. Deze roman beschrijft groepen uit de diamantbewerkerswereld van veertien, en twaalf jaar terug, h èt dekadentie-tijdperk, tot nu toe door niemand gebeeld 1). maar geeft ook, als psychologisch hoofdmotief, den ontwikkelingsgang van 'n arbeider, z'n leven, denken, voelen, handelen, te midden van druk en vernieling van al wat hèm heilig is. Zijn aanraking met, en zijn ontzaglijke liefde voor 'n meisje uit de rijke bourgeoisie, is er niet tusschen gevlochten, om principieel te beelden een zóó prachtige vrouw, als draagster van het indi vidueel-mooie ia de burgerlijke kunst en 't burgerlijke leven, — zooiets als willekeurig tendentieuze groepeering van zekere schoonheidsbeginselen uit 'n bepaalde werelbeschouwing opgesteld, — maar diep-zuiver en alleen gegeven als schoonheidsvizie na.ar levenden, verwerkt met de hartstocht-typiek van twee naturen uit twee vijandige klassen, die elkaar om veel afstoo-ten en later eerst begrijpen. Dat daarmee tevens geteekend wordt de langzame overgave van burgerlijk denken en voelen, (maar ook 't hardnekkige, zichzelf blijvende, onvermurwbare individualisme) door het in zich opnemen van de allereenvoudigste grondwaarheden van 't socialisme en maatschappelijke ellendefeiten, is duidelijk. En wien zal dat verwonderen, als men rondom ziet in ons land, en dan bemerkt hoeveel kenteringen in 't gemoeds- en denkleven plaats hebben gevonden bij hen, van wie men dacht, dat z ij 't rotsvastst
') Met ״beelden" bedoel ik hier natuurlijk alleen: plastische, psychologische en dramatische kunst. Verhandelingen over het diamantvak zijn er den laatsten tijd vele. Men leze o. m. het technisch zeer goede werkje van Polak: De strijd der diamantbewerkers, — en een ekonomisch grondige bijdrage in deu Nieuwen Tijd van Jos. Loopuit, over den diamantbewerker als proletariër. Tevens voeg ik er aan toe, dat het niet op m ij n weg ligt, technische verklaringen van zekere toestanden, voor zoover ze zich niet gewillig oplossen in de artistieke vizie van 't geheel, te geven. Alleen dan heb ik me er niet van onthouden, als ik vreesde dat de vizie door een tè sterke technische bizonderheid geheel onbegrepen zou blijven.